The Eden House is een muzikale bijenkorf uit Engeland. Harde kern Stephen Carey verzamelde in de loop der jaren zo’n dertig muzikanten om zich heen die in wisselende samenstelling optreden en platen maken. Die platen staan vol goth- en progrock, niet voor niets doen er veel muzikanten uit de Fields Of The Nephilim hoek mee. Op het laatste album, “Songs For The Broken Ones” uit 2017, was ook de Ierse zangeres Louise Patricia Crane te horen. De klik met Carey was kennelijk dusdanig, dat Louise Patricia haar schepen achter zich verbrandde, van Belfast naar Cambridgeshire verhuisde en met Carey het onderhavige album maakte. Ze kregen daarbij hulp van de ritmesectie van The Eden House, maar ook van enkele beroemde gasten, zoals Tull-opperhoofd Ian Anderson en Crimson-zanger Jakko Jakszyk.
In de bijsluiter vertelt Louise dat “The Hounds Of Love” van Kate Bush de mal is waarin ze haar muziek heeft gegoten. Dat is hier en daar wel te horen, met name in afsluiter The Eve Of The Hunter. Maar de geoefende (lees: oudere) luisteraar herkent vanaf de eerste zangregel vooral All About Eve, de goth-folk band die met name in de jaren ’90 een paar schitterende platen gemaakt heeft. Crane zingt ook een beetje als Julianne Regan, de zangeres van de band. Maar dan minder goed. Ze heeft – met name in openingsnummer Deity – de neiging om bij hogere zanglijnen net aan de onderkant van de noot te gaan hangen. Dat is niet per definitie vals, maar het is wel een maniertje waar je tegen moet kunnen. En de lijn tussen ‘vals’ en ‘maniertje’ is zo flinterdun dat Crane er af en toe ruimschoots overheen zwalkt.
Die overeenkomst met Alle About Eve zorgt er ook voor dat dit album klinkt alsof het 25 jaar geleden is opgenomen: de voorliefde voor enorme wolken galm, die met name in Cascading The Cocteau Twins in herinnering noemen, de akkoordsequenties, de melodielijnen, alles ademt 1993, net zoals dat bij The Eden House over het algemeen het geval is. De acht liedjes zijn stemmig, somber en melancholisch. Dat blijkt ook uit de videoclip die voor single Ophelia gemaakt is, die bol staat van onheilszwangere symboliek en veel intimiteit met de dieren des velds.
Helaas heeft het marketing genie achter deze plaat besloten ons een recensiedownload te gunnen in een schamele 192 kbps, dus de muziek waarop ik mijn recensie moet baseren klinkt alles behalve helder. Zelfs in Spotify klinkt deze muziek beter, maar daar zijn maar drie nummers van de plaat te vinden. Het is dus lastig te zeggen hoe het uiteindelijke product klinkt. Ik vind het nogal muf, de bastonen overheersen nogal. In Snake Oil, waarop Kyuss-bassist Scott Reeder de onderkant van het geluidsspectrum voor zijn rekening neemt, zit zo idioot veel laag dat mijn ontbijt omhoog kwam bij de eerste luisterbeurt. De hoeveelheden galm die producent Carey daarbij over de liedjes jaagt, smeren alle dynamiek volkomen dicht.
Overigens slaagt die marketing wizard er ook in om de plaat te doen vergezellen van een hoes die tegelijkertijd in de categorieën ‘niet-functioneel bloot’ en ‘spuuglelijk’ de hoogste punten scoort. Dat is nogal een prestatie.
Dat wil niet zeggen dat dit een slecht album is, overigens. Goth-liefhebbers met heimwee naar vroeger zullen er veel plezier aan beleven, verwacht ik. De nummers zijn niet origineel maar zitten degelijk in elkaar, er wordt knap op gespeeld (prachtige gitaarsolo van Jakszyk in Cascading, bijvoorbeeld) en Crane heeft best een mooie stem. Vooral The Eve Of The Hunter is een sterk liedje. De inbreng van Anderson, contrabas legende Danny Thompson en violist Yinon zorgt voor aangename akoestische kleuren in dit nineties-palet en per saldo was All About Eve wel een erg goed bandje.