Mag ik even lyrisch doen over “Nightingale Hall”, de debuut-cd van het uit Oxfordshire afkomstige Lyrian? Dank u. De muziek van dit trio heeft namelijk een uitstraling om week van te worden.
De eerste persing van dit nobele werkstuk is slechts 500 exemplaren groot, maar bij dat aantal zal het volgens mij niet blijven. Gitarist John Blake, bassiste Alison Felstead en de toetsenspelende multi- instrumentalist Paul W. Nash verdienen dan ook een veel groter publiek voor hun daden. Niet dat deze muzikanten de pannen van het dak hebben gespeeld, integendeel, het is juist hun prachtige melancholie die 75 minuten lang de melodieën en thema’s bezwangert.
De toetsengerichte muziek komt met z’n drumcomputer in eerste instantie nogal eenvoudig over, maar al snel blijken de composities een diepgang te hebben die zich keer op keer uit in een sterke verbeelding. “Nightingale Hall” is dan ook een conceptalbum. De nummers nemen je mee in de geschiedenis van het gebouw en haar bewoners. Dit nostalgische album telt acht composities waarvan er een aantal epische proporties aanneemt. Zo klokt een drietal tracks, Nightingales, He Who Would Valiant Be en Lucifer om en nabij het kwartier, hetgeen maar aangeeft dat de band zijn ideeën flink de tijd heeft gegeven.
Qua stijl houdt Lyrian het midden tussen Anthony Phillips en The Enid. In het toetsenspel en dan met name in de kerkorgelklanken klinkt het oude Marrilion door. Ook The Moody Blues komen regelmatig in gedachten. Niet alleen vanwege de passages klassieke muziek, vooral omdat de leidende zangstem nogal op die van Justin Hayward lijkt. Wie wanneer zingt wordt trouwens niet echt duidelijk. Feit is dat ieder bandlid heeft gezongen en dat met name Blake en Nash niet bepaald nachtegaaltjes zijn. De muziek heeft dat ook niet echt nodig en is veel meer gebaat bij een karakterstem. De rustieke tokkels van de akoestische gitaar en de pastorale gloed die het kerkorgelgeluid bewerkstelligt, zouden niet hebben gematched met een grote stem. Het album laat zich associëren met aardse tinten. Vooral van het meeslepende spel op de elektrische gitaar gaat een grote dosis ambachtelijkheid uit. De sfeer is soms wat donker en geheimzinnig met een tamelijk folky gloed eroverheen.
Het openende prelude met zijn vogelgeluiden en zijn etherische koorklanken trekt meteen de aandacht. Aan het eind van de track doet de elektrische gitaar pas zijn intrede. Dit met slechts enkele tonen. Het zijn echter deze paar nootjes die je aan de speakers doen kluisteren. Het epische Nightingales is een oase van melodieuziteit. Zeventien minuten lang wordt er geschakeld tussen de nodige sferen uitmondend in een Vangeliaanse chill out. Lyrian laat hier wel de proglombroso een open deur intrappen door hem of haar de tijd te gunnen de messen te slijpen. Oké, een cursus editten zou geen kwaad hebben gekund. Ik echter zwelg liever in hun landerigheid en laat me met graagte wegzinken in bijvoorbeeld het getingel van het Genesisachtige The Summerhouse of in de zinderende bolero van He Who Would Valiant Be. The Chimes en The Lovers Under The Tree zijn eigenlijk niet zo best, vooral vanwege de matige zang maar met de prachtige afsluiter Lucifer laait het vuur weer torenhoog op. Mooi hoor.
Het moge duidelijk zijn dat de muziek van Lyrian nada origineel is. Wie dat zoekt moet echt een blokkie om en zal zich dus niet week kunnen laten maken door de integriteit die constant uit de speakers gutst.
Dick van der Heijde