De dubbelaar “The Tongues Of Men And Angels” is het tweede album van de uit Oxfordshire afkomstige progband Lyrian. De manier waarop de zang hier is neergezet is nogal spraakmakend. Het gehele werkstuk is voorzien van rare, typetjesachtige vocalen en die keuze verdient respect. De leadzang is nog redelijk gewoon maar sommige stemmen zijn te bizar voor woorden. Dit maakt het album zeer apart en eerlijk is eerlijk: het is niet dat het niet past. Wel blijft deze invulling, ook na vele luisterbeurten, een harde noot om te kraken.
Ook opmerkelijk is de enorme hoeveelheid tekst die hiermee gepaard gaat. Een boekje van maar liefst 24 pagina’s is nodig om de hele lap schrijfsels te laten zien, het past amper in het doosje. Over het niveau van de teksten kan ik het niet hebben. De bandleden zijn namelijk allen zeer literair onderlegd en hun poëtische zinnen gaan mij boven de pet. Het concept gaat in elk geval over de mensheid en z’n goden, een spiritueel gebeuren dus. Gedurende twee uur passeren allerlei personages de revue en omdat men bij Lyrian niet zo goed kan zingen, komt het allemaal nogal onnatuurlijk over.
Waren de zangkunsten op voorganger “Nightingale Hall” (2008) nog aandoenlijk te noemen, op “The Tongues Of Men And Angels” is het moeilijk om positieve woorden te vinden voor de vocale verrichtingen van de vier. Dat is jammer want de muziek op dit album is zonder meer de moeite waard.
Zelf noemt de band hun muziek neo-prog. Ik houd het liever op retro. Mellotron- en orgelklanken, piano, synthesizer en melodische gitaarthema’s geven de muziek een onmiskenbare jaren ’70 uitstraling . Er hangt een pastorale gloed over het album die doet denken aan Genesis en de Moody Blues, maar het is ook de structuur van de nummers waarom ik Lyrian betitel als retro. Je komt op het album geen coupletje of refreintje tegen. Nee, Lyrian houdt van uitgesponnen nummers. “The Tongues Of Men And Angels” telt dan ook vijf epics. Waarvan er drie zelfs boven de twintig minuten klokken. De vele sfeerwisselingen op het album zijn goed getimed, beter dan op het debuut. Tussendoor zijn enkele kortere nummers geplaatst. Niet dat de lengte van de tracks er ook maar iets toe doet, want als je even met je ogen knippert, zou je zweren dat alle muziek bij elkaar hoort. Dat zegt alles over de coherentie van het album en toch… het komt, ondanks de variatie, allemaal nogal op hetzelfde neer.
Opener The Hollow heeft een donker, toetsengericht stuk tussen de uitbundige intro en de slepende finale in. Deze zaken zijn erg representatief voor het gebodene op het album en eveneens laten ze horen dat gitarist John Blake en toetsenist Paul W. Nash uit hetzelfde hout gesneden zijn. Datzelfde geldt ook voor de 26 minuten durende monstertrack Three One-Eyed Gods. Hier komt middels het marcherende gedeelte ook ‘melancholie’ op het palet. Het is er allemaal zeer vermakelijk: de tingelende speeldoostoetsen, de akoestische gitaar, de spacey suspence á la War Of The Worlds, de Marillion-achtige loopjes en de hemelse sferen. In The Kingdom Of The Enchanter lijkt het wel of Margreet Dolman (een typetje van de cabaretier Paul Haenen) een gastrol heeft. Het is verder een aardig nummer met lekker orgelspel maar ja … het Dolman effect is er desastreus. Wel heb ik het idee dat Lyrian na de eerste schijf (Of Men) het beste van zijn kruit verschoten heeft en daarna nogal schatplichtig is aan zichzelf.
Met cd 2 (And Angels) gaat het me allemaal wat tegenstaan. Weer die stemmetjes, die slepende gitaar, die dragende akkoorden, die zwevende klanken, die pingels etc etc. Ik heb het na één schijfje wel gehoord. Lyrian had er beter aan gedaan wat selectiever met hun ideeën te zijn. Het is te weinig spectaculair om dergelijk grote proporties te hebben. Toch denk ik dat liefhebbers van The Enid en IQ dit product niet links moeten laten liggen. Daar is het net even te hartstochtelijk voor, te eigenzinnig, te charmant.
Dick van der Heijde