M. Efekt was een Tsjechoslowaakse band die zijn oorsprong vond in 1968 onder de naam Special Blue Effect. In de zeventiger jaren van de vorige eeuw dwong de toenmalige Tsjechoslowaakse communistische regering Tsjechoslowaakse bands hun Engelse naam te veranderen in een Tsjechische naam. Dat resulteerde in Modrý efekt, wat een vertaling van Blue Effect was. Uiteindelijk werd het M. Efekt.
De band opereerde aanvankelijk binnen het jazz-rock idioom en had met Radim Hladík een van de beste gitaristen uit de toenmalige beat-scene in Tsjecho-Slowakije in zijn gelederen. Na een aantal bezettingswisselingen bleef uiteindelijk het trio Hladík, Semelka en Cech over en in die bezetting werd het laatste studio-album van de band, “33”, opgenomen.
Op dit album zijn nog wel jazzrock invloeden hoorbaar, maar het meeste materiaal neigt naar de progressieve of symfonische rock. Door de trio-bezetting ga je al snel aan Emerson, Lake & Palmer, Rush of het Duitse Triumvirat denken. Omdat de muziek meer gitaar- dan toetsen-georiënteerd is, vallen ELP en Triumvirat af. In het ruigere gitaarwerk van Hladík kunnen we wel wat sporen van Alex Lifeson en Peter Banks (Yes) horen, al wordt het spel van de jonge Radim Hladík niet zelden met dat van John McLaughlin vergeleken.
Ondanks dat het album in 1981 is opgenomen klinken de drums van Cech als die van Carl Palmer in de begintijd van ELP. Dat geldt niet alleen voor de klank, maar ook voor ‘s mans drukke speelstijl.
De toetsen spelen in dit gezelschap een minder prominente rol, mede omdat Semelka tegelijkertijd zingt en de baspartijen op de toetsen vertolkt.
De openingstrack Tricatricet begint met die typisch ijle synthesizerklanken uit de jaren 80 van de vorige eeuw. Zij begeleiden de geknepen zangstem van Lešek Semelka. Vooral bij het horen van de “i”-klanken doet het zelfs pijn in mijn eigen keel. Laten we het maar aan de Tsjechische tongval toeschrijven.
Daarna ontbrandt Hladík op de gitaar, vooral ondersteund door de drums. Deze tirade op gitaar en drums roept inderdaad herinneringen op aan Rush en Yes. Vervolgens schakelt de gitarist over op melodischer spel en meen ik zelfs een snufje Focus (Jan Akkerman) te bespeuren. De synthesizer-bas zoemt daar zwaar onderdoor. Funky ritmes, met weer die geknepen zang worden afgewisseld met symfonische klanktapijten, waar de gitaar weelderig over heen zingt.
De gitaarsolo die volgt is vrij laid-back en jazzy, waarna de zang het breedgedragen overneemt.
De heren weten de diverse onderdelen vloeiend in elkaar te laten overlopen en krijgen daar mijn handen in ieder geval voor op elkaar.
De tweede track begint rustig met fraai akoestisch gitaarspel en een synthesizer-intro. De zang van Semelka is nu niet zo hoog en klinkt ook aangenamer, minder geknepen. De synth-sounds die de zang omlijsten konden zo uit een new-wave bandje uit de jaren 80 zijn onttrokken. Dan volgt er een proggy gedeelte met diverse maatwisselingen en knap gitaarspel. Hladík wisselt daarbij zwaar vervormd en hectisch spel af met een cleaner geluid en rustiger spel. Ook in deze compositie weet het trio weer knappe overgangen te maken die menig progliefhebber zullen aanspreken.
De tweede helft van het album kon me iets minder bekoren. De composities zijn iets minder spannend. De gezongen passages lijken te veel op elkaar en de synthesizer-bas lijkt te vaak op die van Aquatarkus van ELP. Wel worden we met grote regelmaat getrakteerd op fantastisch goed en afwisselend gitaarwerk, waarbij Hladík laat horen dat ze destijds achter het ijzeren gordijn ook van de blues hadden gehoord.
Al met al een zeer genietbaar album.