Alles aan deze uitgave wijst in één richting; de namen van de liedjes, de namen van de platen, de hoes: dit is psychedelica, mensen. Zet de paddenstoelen maar vast klaar.
Sarah Ellisa Marquee is een kunstenares uit Glasgow. Ze maakt schilderijen, performances, foto’s, gedichten en – in de bredere zin van het woord – muziek. Ze is in veel van haar kunstuitingen heel open over haar invloeden: de jaren ’60, Pink Floyd, Frank Zappa, The Doors, The Beatles. Vooral die eerste band had ik zo ook wel geraden. Dit album ruikt bijna naar Pink Floyd.
Natuurlijk bedoel ik daarmee vooral de Pink Floyd van ruwweg “Piper” tot en met “Ummagumma”, de Pink Floyd die zich nog fijn kon verliezen in eindeloze geluidsexperimenten en enorme wolken bandgalm.
Mevrouw Marquee bedient zich voor haar muziek van hetzelfde soort ingrediënten: heel veel galm, sloten echo, flarden gitaarmuziek, toetsendekens en haar – zwaar door de effectblender getrokken – sirenenzang. Denk daar nog wat ongedefinieerde samples bij en je bent er zo’n beetje: van die ambiënte muziek uit de jaren ’90, type The Orb en Aphex Twin, maar dan zonder ritme.
Het is lastig om iets van deze muziek te vinden. Je kunt geen oordeel hebben over arrangementen die er niet zijn, gaan zaniken over een gebrek aan meezingbare refreinen is zinloos, de loftrompet steken over virtuoos spel zou overdreven zijn (de mademoiselle kan best knap met haar reverb overweg, maar zuiver zingen zit er niet in, volgens mij), tekstueel valt er weinig te vertellen en wie over compositie begint maakt zichzelf volslagen belachelijk.
Het beste kun je dit soort muziek maar over je heen laten komen, bij voorkeur onder het genot van een kruidenbuiltje of een ander geestverruimend gerecht. Grote kans dat je dan een kleurig avontuurtje beleeft, want voor wie er in opgaat opent “High Tea” deuren die voor anderen gesloten blijven. Het kan ook zijn dat je als een blok in slaap valt, want heel veel te beleven is er niet in die dikke zeventig minuten die de plaat dankzij de twee bonustracks duurt. Mevrouw roept wat in de microfoon, dat kolkt, begeleid door flarden gitaar, wat in het rond tot het in de verte verdwijnt om plaats te maken voor een nieuwe mistige soundscape.
Het is niet helemaal niks, dit soort klankbeelden, maar veel is het ook niet, daarvoor is de boel te eentonig, te ongedefinieerd, te lukraak. Het aardigst is nog The Eclipse Reversal, niet voor niets het enige stuk met een beetje ritme en een zekere mate van akkoordenschema. Maar zelfs dan wordt het geen spannend stuk, daarvoor is het teveel geleend van Pink Floyd. Erg vervelend is Extra 1, waarin ze volgens mij probeert The Great Gig In The Sky te evenaren, maar dan zo vals als een kraai. Al met al is het beluisteren van deze plaat geen totaal zinloze ervaring, maar zeker ook geen gedenkwaardige.
Nog één opmerking: mevrouw noemt zichzelf een avant-garde kunstenaar. Daar moet ze mee ophouden. Wie zó met beide benen in 1968 staat, is in geen enkele betekenis van het woord ‘avant’. Ze is retro. En niet heel goed.
Erik Groeneweg