Er was eens een tijd dat je in de Popencyclopedie van OOR (toen nog 4e editie) kon lezen: ‘Woolly Wolstenholme maakte naar zijn vertrek nog één solo-album, “Maestoso”, en toen die weinig succesvol bleek, trok hij zich gedesillusioneerd terug uit de muziekindustrie’. Of woorden van die strekking, want Barclay James Harvest is allang geschrapt uit de huidige edities van die popencyclopedie. Nochtans gaf het gegeven van de ‘verloren muzikant’ – zo belangrijk gebleken voor het geluid van de legendarische Britse groep – de plaat “Maestoso” een zekere illuster tintje. Je wist dat de plaat bestond, maar zelfs onder de BJH-fans kende geen hond de plaat.
Fast Forward zo’n 28 jaar en we weten inmiddels beter. De plaat is niet alleen vorig jaar door Esoteric Recordings geweldig heruitgegeven, Woolly heeft zijn eenzaamheid, demonen, psychische problemen en wat al niet meer, overwonnen, en Maestoso tot een heuse groep / band getransformeerd. En niet alleen dát, daarbij is hij ook al jaren geleden toegetreden tot de John Lees-versie van de inmiddels tot een vage discografie ontwikkelende heropgerezen versie van wat óóit Barclay James Harvest mocht heten.
Ik schaar mij als grote BJH-fan bij de hoofdschuddende meerderheid die het onbegrijpelijk vindt dat de ooit zo geliefde en gekoesterde band tot een parodie op zichzelf is geworden. Zelfs de begrafenis van drummer Mel Pritchard mocht niet baten. Zanger Les Holroyd wentelt zich nog immer in zijn zoete liedjes, en John Lees brengt ons een dinosaurus-versie van de oude glorie. Praten doen ze niet meer. Daarom is een nieuw solo-album van de grootmeester van de Mellotron (ja, oké, ná Mike Pinder) Woolly Wolstenholme, wellicht onze enige redding.
Wat dat betreft had het erger kunnen zijn. De groep Maestoso, met verder in zijn gelederen zanger en drummer Kim Turner, zanger en gitarist Steve Broomhead en zanger en bassist Craig Fletcher. Je leest het al, Woolly is heláás niet de enige die zingt. De verschillende vocalen en de wat belegen productie maakt het tot een product dat eerder de sfeer heeft van een herontdekt werkje uit begin jaren ’80, dan een plaat van de 21e eeuw. Hoewel ik me ogenblikkelijk realiseer dat zulke opmerkingen op een site als deze eerder als aanbevelingen zullen dienen.
De plaat, alweer de vierde onder de naam Maestoso, barst uit zijn voegen van de Mellotron, maar het aangename vierstemmengeluid van de heren, en de country-achtige instrumentatie geeft het werkje een haast Eagles en Crosby, Stills and Nash-achtig geluid mee. Dat misstaat de groep rondom Woolly niet, doch het maakt het geheel tevens een bijzonder belegen aangelegenheid. Hoewel ik me dan ook wéér realiseer dat ik daarmee Barclay James Harvest-fans alleen maar zeer blij maak.
De grootste fout van de plaat is dat men al te zeer zijn best doet de sfeer van “Everyone Is Everybody Else” te pakken. Dat uit zich met name in Soldier Of Fortune, dat in zijn bijna 12 minuten vol zit met verwijzingen naar BJH, boordevol tempowisselingen, maar in zijn geheel krampachtig overkomt. Het uit zich ook in Shoes, dat echo’s vertoont van zowel Ra als Moonwater (maar dan niet zo sterk). Ook een misser is het door Turner gezongen en gecomponeerde Tonight Could Be The Night, dat na een aantal beeldschone ballads zeer misstaat op deze plaat. Steve Broomhead snapt het wat dat betreft veel beter met zijn prachtige Matilda Yarrow, een mierzoet liefdesliedje, maar precies dát wat een verwende BJH-fan graag hoort. Prachtige Mellotron-klanken, mooie vocalen, begeleid door prachtig en gedetailleerde akoestische gitaren, zo belegen als Old Amsterdammer, maar o zo lekker!
“Caterwauling” wordt voor het grootste gedeelte gered door de ballades, zoveel zal duidelijk zijn. Daarin excelleert de band, en nemen we de mindere liedjes en de pogingen te experimenteren maar voor lief. De nostalgie van de persoon Woolly Wolstenholme moge voorbij zijn – wellicht jammer – maar een nummer als Closure, waarvan de tekst rechtstreeks bedoeld lijkt voor één van zijn ex-collega’s van BJH! – had ik niet willen missen. Gelijk daarop volgt het haast Kayak-achtige Always, waarbij de aanstekers de lucht in kunnen en die voorzien is van een werkelijk hemelse gitaarsolo. En als je dan denkt dat je zoete smaakpapillen volledig bevredigd zijn, gooit de sympathieke toetsenist er I Don’t Like You tegenaan, wéér zo’n prachtig liefdesliedje.
Het einde van de plaat geeft ons het opmerkelijke, hyperbombastische, maar tegelijk hilarisch grappige Strange Worlds, het beklemmende Quicksand en de feitelijke afsluiter Blossom Hill. Daarna worden we nog getrakteerd op een soort toegift, het hoorspelachtige Pills, dat geinig is om minimaal één keer te horen, maar voor de rest weinig voorstelt.
In zijn geheel ben ik tweeslachtig over “Caterwauling”. Ik prijs de samenzang, het streven om een heus groepsgeluid neer te zetten. En ik prijs nog meer de bloedstollende ballads van de plaat, maar ik mis te zeer de nostalgie van het verleden die niet geheel wordt ingelost. Nochtans is de plaat voor fans van Barclay James Harvest, en dan met name diegenen die het jammer vonden dat Woolly toen de groep verliet, in elk geval voor de helft zeer aan te raden.
Markwin Meeuws