Vanaf het debuut “Revolutions” uit 2001 heeft het Britse Magenta er nooit een geheim van gemaakt dat hun muziek puur gebaseerd is op de grootheden van ons progressief verleden. Daarom verbaast het des te meer dat de groep op de opvolger “Seven” al blijk gaf toe te willen treden tot de eredivisie van de prog. En met reden: “Seven” vertoonde zowaar een gigantische stap voorwaarts en een eigen stijl werd al links en rechts gesignaleerd. En wie schets weer twee jaar later onze verbazing: met “Home” levert Magenta ons zowaar een meesterwerk, de kroon op hun oeuvre tot nog toe en de volstrekt eigen stijl is reeds herkenbaar uit duizenden.
Magenta is – voor de nieuwkomers – een groep geleid door Rob Reed. Deze Engelse toetsenist met het proghart op de goede plek heeft een talent voor het schrijven van liedjes en melodieën die al jaren lijken te bestaan. Zijn invloeden reiken van Genesis tot Yes en van Pink Floyd tot Camel, met daar bovendien nog een flinke dosis Mike Oldfield bij. Doch dat alles wordt productioneel in kannen en kruiken gegoten op zo’n vernuftige manier, dat het lijkt alsof Alan Parsons achter de knoppen heeft gezeten. Daarbij zorgt dat het grote gehalte aan makkelijk meezingbare refreinen en aanstekerballades van jewelste, ook namen als Supertramp, 10CC, Barclay James Harvest en – hoe kán het ook anders – Renaissance genoemd moeten worden.
Deze laatste invloed is op “Home” van groot belang. De heer Reed mag dan de leidinggevende figuur zijn binnen Magenta, de gezichtsbepalende is uiteraard de beeldige Christina. Zij heeft zich als frontvrouw en met name als zangeres de afgelopen jaren danig verbeterd bij de live-optredens van Magenta en de weerslag van deze ervaring is op “Home” zeer goed te beluisteren. Ze zingt beter dan ooit tevoren. Nu de invloeden van bovenstaande groepen naadloos zijn verweven in de vreemd genoeg volstrekt eigen stijl verweven zijn, komt de neiging Magenta als het brutale zusje van Renaissance te zien, nóg sterker boven, met name in het lange Joe en zo’n beetje alle slotnummers. En daar ben ik blij om. Want alhoewel ik denk dat Magenta met “Home” laat horen zijn voorbeeld wel eens op een dag te kunnen overtroeven, is een stukje eer voor deze illustere groep altijd welkom. Het is dan ook een staaltje van bijzonder slimme marketing dat juist nú de groep een cd-single gaat (heeft) opgenomen met Annie Haslam, de zangeres van Renaissance.
“Home” is een conceptplaat die het verhaal volgt van een vrouw, die door omstandigheden het even niet ziet zitten en al doende haar plekje zoekt. Daartoe vertrekt ze naar Amerika en zoekt daar haar bestemming in het leven. Hoe het afloopt, ik heb geen idee. Ik word telkens afgeleid door Christina’s mooie stem en de prachtige melodieën, gitaarsolo’s en toetsenthema’s. Daarmee stip ik wellicht het enige nadeel van dit werkje gelijk aan: het thema, hoe mooi ook bedoeld, blijft wat aan de oppervlakte hangen. De – laten we eerlijk zijn – overgeproduceerde muziek maakt het voor de band ook haast onmogelijk de luisteraar werkelijk in de plaat te zuigen. Wat dát betreft legt “Home” het af van dat andere meesterwerk dit jaar, Sylvan’s “Posthumous Silence“.
Voor de rest scoort Magenta alleen maar negens en tienen. De instrumentatie, het plaatsen van de gitaarsolo’s door beide gitaristen (in de gastenlijst staan er zelfs nog meer), de afgemeten lengte van de nummers, alles lijkt op “Home” als een puzzel in elkaar te passen. Zodra je de klavecimbel in Moving On hoort, weet je dat ie daar hóórt. Dat geldt evenzo voor het echootje in het tweede couplet van My Home Town (Far Away). Ik noem dat verwachtingspatronen invullen en dát doet Magenta als de beste. De muzikanten zijn uiteraard stuk voor stuk meester op hun instrument. Het mooiste voorbeeld daarvan vind ik de ingenieuze manier waarop The Journey zich langzaam ontvouwt. Hoe de toetsen, de gitaar, het baswerk en de drums zich rondom de zanglijnen vlechten is fenomenaal.
Als je twee gitaristen hebt, gebruik ze dan ook. Dat is hoogstwaarschijnlijk de insteek geweest van het begin van Demons, dat alleen daardoor gelijk een heel hoog Pink Floyd (ja, Dogs dan)-gehalte meekrijgt. Maar niet alleen is “Home” een prachtige plaat door de briljante openingen van vele nummers, ook het einde ervan is geweldig knap vormgegeven. Een conceptplaat als deze kan natuurlijk ook niet zonder een grand finale en dat heeft het. The Visionary bouwt al voorzichtig naar dat einde toe, maar met het geweldige The Journey’s End zitten we er midden in. En met de mooie aanstekerballade Home, dat al even eerder te kort (vandaar dus) langskwam in de vorm van Towers Of Hope, sluit Magenta op een waardige manier deze plaat af… of toch niet helemaal?
New York SuiteKijk, “Home” was oorspronkelijk bedoeld als dubbel-cd. Maar men vond – en zoals ik boven heb aangetoond terecht – dat men dan misschien een meesterwerk in tweeën zou delen. Een slimme zet, maar er bleek daardoor wel materiaal over. Zo bleek er ook geen ruimte te zijn voor een heuse “New York Suite”. Nou, dan zetten we die toch op een ep. En die doen we er dan bij, voor de snelle beslissers, in de vorm van een special edition. Hebben we tóch een dubbel-cd dan?
Oh, maar ik laat me ook zo graag foppen. Zeker als de ep maar liefst vier lange tracks van rond de tien minuten en een reprise van “Home” van een minuut bevat. Ruim veertig minuten muziek, dus ongeveer op de lengte van Marillion’s “Misplaced Childhood”. Voor alle duidelijkheid.
Wat vooral de kracht van “New York Suite” is, is dat de vier tracks verlost zijn van het keurslijf van de grote zus “Home”. De liedjes van “Home” dienen een hoger doel, namelijk het verloop van het concept, maar op “New York Suite” gaat Magenta gewoon lekker zijn gang. In eerste instantie vond ik de ep daarom ook beter dan de echte cd. De invloeden van bovengenoemde groepen liggen op deze ep ook veel dikker op de muziek. De teksten van bijvoorbeeld Trust zijn voor Yes-fans gewoon om hard om te lachen. Muzikaal gezien moet ik niet zelden denken aan Machine Messiah (já, van “Drama”!). Kwalitatief gezien doen de vier nummers niet onder voor de rest van het oeuvre van Magenta. Wat dat betreft zetten ze ook daar weer een goede progtraditie voort (Genesis, Marillion), namelijk het uitbrengen van singles, b-kanten en ep’s, met daarop materiaal dat zich makkelijk kan meten met het officiële studiowerk.
Ik kan je nog uren meevoeren op deze voortreffelijke niet-bedoelde, maar toch zo uitgepakte dubbelaar. Ik kan je van minuut tot minuut dingen laten horen die mij zijn opgevallen. Maar laat ik volstaan met de volgende conclusie. Liefhebbers van uitermate kwalitatieve, in hapklare plakjes gesneden symfonische rock zullen zich op “Home” en “New York Suite” meer dan thuis voelen.
Markwin Meeuws