Van herintreden is onder meer sprake wanneer je na een periode van rust of heel iets anders te hebben gedaan, je oude beroep weer oppakt.
Jeff Hamel is ook een dergelijk herintreder. In de tachtigerjaren speelde hij gitaar in de Amerikaanse metal groep Osmium. Na tien jaar ging deze groep ter ziele en richtte Jeff zijn aandacht op andere zaken in het leven. Gaandeweg begon het weer te kriebelen en pakte hij het schrijfproces weer op. Hij liet zich daarbij door niets hinderen en ging volledig onbevangen en vrijuit te werk. Hij concludeerde dat de muziek die hij geschreven had toch behoorlijk progressief was. Omdat hij als stelling heeft dat muziek die hem beweegt ook anderen moet bewegen, vertrouwde hij zijn pennenroerselen als Majestic (niet te verwarren met de gelijknamige Zweedse progmetalformatie) toe aan een zilveren schijfje, genaamd “Descension”.
Majestic (zeg maar Jeff Hamel, want hij bespeelt alle instrumenten zelf) zegt muziek te maken met invloeden van Yes, Genesis en Pink Floyd tot Dream Theater, Riverside, Porcupine Tree en Marillion. De oplettende lezer ziet in dit rijtje twee namen niet ‘vet’ gedrukt. Invloeden van deze groepen heb ik op “Descension” immers niet aangetroffen.
De muziek is sfeervol, gevarieerd en soms stevig, maar wordt nergens buitenproportioneel hard. Over het algemeen zorgt een toetsenlaag voor de ondergrond en vervult de gitaar op de meeste nummers de hoofdrol. Het gitaargeluid wordt daarbij regelmatig vervormd. Luister maar eens naar opener Descension I. Het prettige stemgeluid van Jeff Hamel draagt ook bij aan de ontspannen sfeer. Qua stemgeluid is hij nog het best vergelijkbaar met een kruising van David Gilmour en Steven Wilson.
Break Free is een nummer met Porcupine Tree invloeden (album “Deadwing” en “Fear Of A Blank Planet”) Het nummer begint rustig, maar cumuleert al snel in een vrij agressief stuk muziek met zwaar gitaarwerk en opzwepende drums en is het hardste nummer van het album.
Het speelse en sterk gevarieerde (van Marillion tot Pink Floyd) veel lichtere Descension II vormt daarmee een groot contrast, al blijft de vaart er flink in om naar het eind toe steeds rustiger te worden. Voor het eerst horen we het toetsenspel, in dit geval orgel, wat dominanter op de voorgrond. De (dubbel opgenomen) zang gaat zelfs in de richting van Simon & Garfunkel. Het nummer gaat vrijwel naadloos over in Hear Me, waarin de rustige Pink Floyd-sfeer wordt voortgezet.
Invloeden van Riverside komen boven drijven in het ruige Broken met veel nagalmend gitaargeluid en een felle bijtende gitaarsolo. Temeer toont Jeff Hamel aan van diverse markten thuis te zijn. Ik haal daar graag mijn boodschappen!
Een zeer aanstekelijk nummer is At The Edge, met pompend gitaarspel en een wervelend orgel. Het is zonder meer het beste nummer van de plaat. Het doet me denken aan de hardere nummers van Marillion in hun beginperiode.
En dan hebben we het langste nummer van het album nog tegoed: The Longing. Hier is het Genesis wat gedurende dikke negen minuten de klok slaat, met onder meer een heerlijke Tony Banks-achtige toetsensolo.
Jeff Hamel heeft met “Descension” een zeer gevarieerd album afgeleverd die het goed zal doen bij muziekliefhebbers met een brede smaak.
Hans Ravensbergen