Doet Mangrove zich beter voor dan ze zijn? In navolging van het eenvoudige, doch ingenieuze concept van de nieuwe plaat zou je deze conclusie kunnen trekken. Misschien kan ik beter stellen dat Mangrove eindelijk doet, wat anderen al geloofden dat ze in zich hadden. In dat opzicht is het thema van de plaat tevens een uitstekende allegorie van de situatie van deze Nederlandse groep. Want het is zowaar ongelooflijk wat ze hier presteren.
“Facing The Sunset” is een (prog)wereld van verschil met “Touch Wood”. Er staan slechts vier composities op de cd, waarvan er geen één korter is dan 10 minuten! Zowel Joost Hagemeijer (die opvallend genoeg op dit album meer zingt dan ooit tevoren) als Roland van der Horst zingen een stuk beter dan op “Touch Wood”, maar niet alleen dat, ook is zijn zang beter geïntegreerd in de productie. Bovendien is het grootste gedeelte van het materiaal zonder zang, There Must Be Another Way is zelfs geheel instrumentaal. Dat komt het ongelooflijk sterke gitaarspel van dezelfde Roland van der Horst enorm ten goede. Voor de liefhebbers van sterk, tussen Steve Hackett en Andy Latimer inhangend gitaarwerk vol slepende melodieën is deze plaat een enorme aanrader. Ondanks de klasse van de andere drie muzikanten – waarover zo meer – is het toch Van der Horst die door zijn emotionele gitaarspel de show steelt.
Bovenstaande namen zullen duidelijk maken dat Genesis en Camel de voornaamste inspiratiebronnen van Mangrove zijn. Daar kan dan gelijk haastig Pink Floyd aan toegevoegd worden. Het is ook niet voor niets dat ik zulke grote namen als invloed aanstip. De klasse is namelijk bijna even groot.
Mangrove is klaarblijkelijk ook een band die uitstekend op elkaar is ingewerkt en laat horen al jaren samen te spelen. Of doen ze zich op dat punt beter voor dat ze zijn? Ik denk het niet. Als ik het beginstuk hoor van het instrumentale There Must Be Another Way, dan valt me naast het aangename toetsenthema van Chris Jonker, toch vooral de strakheid van het ritmewerk van Joost Hagemeijer en de supervette bas van Pieter Drost op. Zo lekker! Toch is het mooiste gedeelte van het nummer het tweede gedeelte, waarin Van der Horst eerst de rust opzoekt in een aangenaam akoestische interlude, om achtereenvolgens uit te barsten in de mooiste solopartij op de elektrische gitaar van de plaat. En dat terwijl het ritme zich weer langzaam aandient. Mangrove weet hier als geen ander hoe een goed geconstrueerd symfonisch rocknummer in elkaar behoort te zitten. Geen knutselsymfo hier!
Bij het openingsnummer merk je de grote klasse van Mangrove direct al. Facing The Sunset opent direct met het voornaamste thema en gelijk daarna word je meegenomen in een welhaast Spock’s Beard / IQ-achtige ouverture, waarin vooral het mooie baswerk van Drost op de voorgrond treedt. Zoals gezegd zijn de weinige zangpartijen van beduidend hoger niveau dan op “Touch Wood”. De stem van Roland van der Horst ligt niet onprettig in het gehoor en is goed geïntegreerd in het totaalgeluid. De tweede stem van drummer Joost Hagemeijer, die het eerste deel van dit stuk zingt, helpt ook erg. Het accent, voor sommige luisteraars wellicht een hindernis, stoort mij net zo min als bij Eloy, overigens nog zo’n groep waar Mangrove trekjes van begint te vertonen. Na het korte stukje zang, dat redelijk aangenaam te noemen valt, trakteert Roland ons echter op een heerlijke gitaarsolo. Tijdens deze twee kort terugkerende gitaarstukjes, waarbij het thema uiteindelijk weer opdoemt, horen we ook zalige Hammond-klanken van Chris Jonker en een werkelijk zich in het zweet werkende Joost Hagemaijer. De open en transparante productie helpt ook. Ondanks de bombast van sommige stukken, blijft het geheel van de composities kraakhelder.
De ballade van de plaat, het beeldschone I Fear The Day, begint met een rustig stuk waarin Hagemeijer weer het voortouw neemt als zanger, waarbij de refreinen heel erg sfeervol zijn gedubbeld door hem. Het wordt aangenaam onderbroken door uitstekend gitaarspel, waarna in het bijzonder Chris Jonker zich mag uitleven in een aangenaam Mellotron-achtig (geen echte, meen ik) stuk. De gitaarsolo daarna doet mij sterk aan Pendragon denken. Tenslotte is ook het bijna 21 minuten durende stuk Hidden Dreams meer dan de moeite waard. Hoewel het stuk niet beter is dan de beduidend kortere overige stukken, is het toch een lovenswaardig stuk muziek, waarin de recepten van bovenstaande nummers nog eens, zij het in een hogere versnelling, de revue passeren. De tweestemmige zang van Hagemaijer en Van der Horst is in het beginstuk niet altijd best te noemen, maar het spelplezier is er niet minder om. Het geeft Mangrove wellicht onbedoeld ook een soort charme. De solo’s verderop in het nummer doen elke neoprogband verstommen. In het bijzonder Chris Jonker klinkt op zijn synthesizers als een Clive Nolan in spé.
De winst van deze plaat mag duidelijk zijn. Mangrove heeft niets minder dan een meesterwerk afgeleverd, één dat zich kan meten met het beste uit de geschiedenis van de symfonische rock in Nederland. Dat vind Ãk tenminste. In een meer kritische bui zou ik ook kunnen concluderen dat Mangrove goed naar zichzelf heeft gekeken en goed zichzelf heeft afgevraagd wat ze nu wél en niét moeten doen op “Facing The Sunset”. Ik denk dat we kunnen verwachten dat ze dat nog wel een goed aantal jaren zullen blijven doen.
Markwin Meeuws