Virtuoze muziek bevindt zich op het randje van het te cerebrale. Het klinkt soms beter op papier dan op plaat. Een gevoel van onvoorspelbaarheid is daarom broodnodig om spanning en emotie op te wekken. Hoewel georganiseerde chaos hierbij behulpzaam kan zijn, verzekert het niet dat de klanken aanspreken. Zo blijkt helaas op deze plaat.
Deze Duitse gitarist heeft een vrij intense speelstijl die doet denken aan Robert Fripp. Op dit album wordt hij bijgestaan door de kwakende bas van Fabio Trentini en het opzwepende drumspel van Asaf Sirkis. Door de industriële klanken doet de muziek denken aan King Crimson van de jaren ‘90, al is het geluid minder massief en neigt het naar free-jazz, waardoor de muziek ver weg ook wat doet denken aan het werk van Oren Ambarchi. Op papier zou deze stijl moeiteloos moeten resulteren in aangename arrangementen die de spanning niet enkel vasthouden, maar zelfs tot het welhaast ondraagbare opstuwen.
Het titelnummer start het album in elk geval op overtuigende wijze. Strakke, ietwat funky baslijntjes met extatische gitaarpartijen worden steeds verder richting een chaotische uitbarsting geduwd. Op de achtergrond knispert elektronica. Intrigerend! Desalniettemin gaat het nummer te lang door. De uitbarsting op acht-en-halve minuut is nog lekker dreigend, maar de laatste twee minuten bieden slechts aanvaardbare nawerking, hetgeen afbreuk doet aan wat daarvoor kwam. Power Series kent een mooie intro met zoekende synthesizers, waarna een bluesy bas de muziek van structuur voorziet. De gruizige gitaarpartijen geven de compositie vervolgens meer body. De hoekige ritmes na zes minuten zijn interessant en worden mooi bijgestaan door mysterieuze toetsen. Dit album staat vol met dit soort uitgesponnen jazzexploraties, desalniettemin is het juist het kortste nummer, Swoonage, dat de beste indruk achterlaat. Deze compositie heeft een lekker dromerige sfeer, met warm, welhaast berustend basspel. De klagerige gitaartonen creëren mooie melancholie. Na meermaals beluisteren bemerk ik zelfs dat ik steeds weer terugkeer naar dit nummer. Dat blijkt een teken aan de wand.
Hoewel de composities vaardig zijn geconstrueerd, ontbreekt – op dat ene nummer na – een emotionele lading. Deels komt dit doordat het bas- en gitaarspel haaks op elkaar lijken te staan. De noten van Trentini zijn weliswaar aangenaam en ze voorzien de arrangementen van een inzichtelijke groove, maar ze geven de composities ook een ietwat loom tempo. De muziek komt hierdoor lastig op gang, waardoor de explosies ook nog eens geforceerd overkomen. Tevens vind ik de spanningsbogen – hoewel ze dikwijls leiden tot een chaotische uitbarsting – ietwat voorspelbaar. Het grootste probleem is echter de mechanische klank van de arrangementen. Ik mis hier een blazer of wellicht wat akoestisch gitaarspel die de muziek van warmte voorziet. Het album bevat door de combinatie van deze factoren muziek die steeds een cruciale stap van meeslepend lijkt te zijn verwijderd.
“Truce” is desalniettemin best aangenaam luistervoer voor liefhebbers van progrock met een intensieve jazzinslag. Men treft hier immers overduidelijk virtuoos spel aan. De muziek klinkt helaas wel ietwat mechanisch en geforceerd, wat opmerkelijk is voor deze topgitarist. Hij is wel eens met lossere muziek op de proppen gekomen.