Tja, ik als onvervalste prognerd natuurlijk denken dat Marsupilami niets te maken kán hebben met het vermaarde dier uit André Frequin’s stripboeken Robbedoes en Kwabbernoot, later zo zalig vereeuwigd door Dennie Christian’s megahit Wij Zijn Twee Vrienden (Hoeba Hoeba Hop). Toch is deze groepsnaam wel degelijk verbonden met dit geel-met-zwarte knuffeldier dat eieren legt en piranha’s eet. Maar hiermee eindigt wel het leukste gedeelte van deze recensie. Want voor de rest heb ik weinig goed nieuws. Ik ga waarschijnlijk ook niet aardig zijn tegenover Peter Bardens (Camel).
Marsupilami was in elk geval een Engelse groep rondom de twee broers Hasson (Fred – zang, Leary – toetsen) en voor de rest een komen en gaan van muzikanten. De groep won zowaar een geringe cultaanhang in Amsterdam en omstreken, en dientengevolge streek de groep even neer in onze Lage Landen. Het album was al in 1971 reeds volgeklad met allerlei aanbevelingen van o.m. de oude directeur van Paradiso. Grappig, toch?
De stijl van Marsupilami is moeilijk te vangen, hoewel ik zou kunnen volstaan door het een jamachtige groep te noemen met een lelijk zingende zanger, die een beetje declamerend als het ware een arena-gevecht in het oude Rome moet aankondigen. Goed, het is een conceptplaat en oké het betreft een lang-vergeten obscure klassieker uit de vroege periode van de symfonische rock. Maar dat is geen excuus. Sommige lezers van deze site zullen smullen van de schreeuwerige opening Prelude To The Arena, ik vind het gewoon erg lelijk.
Daarna meandert Marsupilami blijkbaar alle kanten op. Het drumwerk van Fouracre is van prima niveau, en ook het fluitspel van Stanley-Clarke is van grote klasse, maar in zijn totaliteit leidt dat vrijwel nergens tot complete, bevredigende composities. De thema’s zijn over het grootste gedeelte niet erg sterk, en ook over de instrumentatie kan ik niet erg tevreden zijn. Marsupilami placht zich nogal te wentelen in het ‘nieuwe’ en de ‘nooit bewandelde paden’ (getuige de tenenkrommende advertentie in het boekje), dat maakt niet dat een twaalf minuten durend nummer als The Arena straffeloos uitgevoerd mag worden. De eerste minuut is al niet om te verdragen.
Toch hoor ik ook positieve kanten, gezichten van Marsupilami die anderen wellicht “Arena” zien als meesterwerk. De langzame stukken in Peace Of Rome en de gitaarsolo laten horen dat Marsupilami wel degelijk talent bezit (het geschreeuw achter de solo hoort vást bij het verhaal). Helaas zingt broer Fred mij veel te vaak om het lang te kunnen uitzitten. Het einde van Time Shadows is ook niet onaardig, maar helaas klinken de vijf minuten ervoor alsof men de instrumenten aan het stemmen is. Ik vind het jammer een obscure klassieker als deze te moeten afvallen, maar in een ‘Arena’ als deze vallen de leeuwen zelfs in slaap.
Nee, ik zie over het algemeen de brille van de naar Nederland verhuisde groep niet, ondanks alle lovende kritieken door de geschiedenis heen. Uitzondering is wellicht de afsluitende compositie The Spring. Misschien omdat het nummer wat uit het concept lijkt te vallen, of anders omdat het nummer maar liefst twee fluitisten kent. Hoe dan ook, het is de enige compositie die deze naam ook verdient. Het nummer kent zowaar een redelijk aansprekend thema en werkt enigszins verlichtend op het eindoordeel, dat echter toch negatief uitvalt.
Een goede producer had wellicht iets moois gedestilleerd uit deze armzalige poging van een plaat. Ook al acht ik Peter Bardens wegens zijn latere Camel-werk hoog, dit is klaarblijkelijk een jeugdzonde van hem. Misschien was de fluitist een knappe verschijning, of werden er gratis drugs weggegeven bij de deur van de Paradiso, ik weet het niet.
Wat betreft Marsupilami kies ik liever voor het origineel, de strip!
Markwin Meeuws