McGill Manring Stevens

What We Do

Tracklist
Cherokee [Noble] (4:20)
Footprints [Shorter] (3:42)
Blue In Green [Evans] (6:13)
Solar [Davis] (2:02)
Gloria's Step [LaFaro] (3:40)
Icarus [Towner] (2:56)
Naima [Coltrane] (6:50)
Invitation [Kaper / Washington] (4:03)
Nefertiti [Shorter] (3:32)
Bessie's Blues [Coltrane] (1:46)
Maiden Voyage [Hancock] (7:08)
Oleo [Rollins] (3:58)
Bonus cd "What We Do Too":
Conflict Resolution (4:00)
The Ripe One (11:03)
Pools (9:00)
Improv 1 (13:57)
The Voyage Of St. Brendan (3:53)
Improv 2 / Drum solo / · In-A-Gadda-DaVinci (15:38)
Bad Hair Day (3:52)
Addition By Subtraction (8:47)
Michael Manring: fretloze elektrische en akoestische basgitaren
Scott McGill: elektrische en akoestische gitaren, fretloze elektrische gitaar
Vic Stevens: drums, percussie

Met medewerking van:

David Torn: elektronische manipulatie, mix
What We Do (2006)
Controlled By Radar (2002)
Addition By Subtraction (2001)

Scott McGill (gitaren), Michael Manring (fretloze bas) en Vic Stevens (drums en percussie) zijn al zeker sinds 2000 bij elkaar als een trio dat opereert binnen het idioom van de progressieve jazzrock. Vanaf het begin was het voor hen duidelijk dat met name het progressieve zo letterlijk mogelijk genomen moest worden. Het debuut “Addition By Subtraction” (2001) liet een avontuurlijke mix van progrock en heftige jazzrock horen waarop het duidelijk was dat met name gitarist Scott McGill zijn bakens had verzet. Zijn, voorheen zo sterk door Allan Holdsworth beïnvloede, gitaarspel was een stuk heftiger, donkerder en freakier geworden.

Met het tweede (dubbel)album “Controlled By Radar” (2002) werd de lat nog een flink stuk hoger gelegd voor de luisteraar met één cd gevuld met elektrische, avant-jazzrock en een tweede cd gevuld met subtieler maar compositorisch net zo lastig akoestisch materiaal.

En tja, dan komt na verloop van tijd vanzelf de vraag: wat nu? Een vraag die door een gelukkig toeval vanzelf voor de band beantwoord werd. Per abuis waren de heren geboekt voor een optreden in een traditionele jazzclub en men begreep wel dat het niet echt verstandig zou zijn om daar met hun eigen materiaal op te treden. Snel werd er een set met jazz-standards gerepeteerd, maar natuurlijk niet zonder die van een eigen stempel te voorzien. Hoe succesvol dat optreden was is niet echt duidelijk, maar zelf zag men hier schijnbaar een nieuwe weg voor zich geopend worden.

Het eindresultaat van die nieuwe weg is “What We Do” geworden en een toepasselijker titel had men niet kunnen verzinnen. De band ‘vergrijpt’ zich hier dus aan een aantal ware klassiekers uit de jazzwereld van de hand van ware jazzgrootheden: Wayne Shorter, Bill Evans, Miles Davis, John Coltrane, Herbie Hancock, Sonny Rollins. Het trio heeft echter goed beseft dat het merendeel van deze stukken in hun traditionele vorm al door zo velen – en vaak ook veel beter dan henzelf – is gedaan. De stukken zijn dan ook door de MMS gehaktmolen gehaald om vervolgens nog eens voorzien te worden van een licht David Torn sausje.

Ruwweg zijn de stukken in een aantal categorieën in te delen: swingend getrouw maar met een vreemde u-bocht, verknipt / avantgarde, heftig (jazz)rockend, verstild en bijna ambient.

Het openings- en slotnummer van het album, Cherokee en Oleo, lijken in eerste instantie redelijk getrouw aan het origineel (tenminste qua sfeer dan). De band swingt er lustig op los. Het is met name verrassend om te horen dat drummer Vic Stevens die typische, lekkere jazzswing in de vingers heeft. Maar het moment waarop gitarist Scott McGill het heft in handen neemt en het roer omgooit, maakt gelijk duidelijk wat men op “What We Do” wil bereiken: het is bijna een opgestoken middelvinger naar die muzikanten die van mening zijn dat je deze muziek alleen maar op een traditionele (lees: conservatieve, klassieke) wijze mag uitvoeren. Gloria’s Step is dan daar weer een uitzondering op, omdat het nagenoeg geheel een akoestisch karakter heeft. Vic Stevens beroert zijn drumstel met de bekende kwastjes, Michael Manring draagt de hoofdmelodie met zijn bijzondere fretloze basspel en Scott McGill bespeelt supersnel zijn akoestische gitaar als of hij solliciteert voor een open plek binnen het trio John McLaughlin, Paco DeLucia, Al DiMeola.

Het verknipte / avantgarde hoor je terug in stukken als Solar, Invitation en Bessie’s Blues. Ritmisch lijkt men langs elkaar heen te spelen; soms haalt McGill de meeste vreemde geluiden uit zijn gitaren. En de band geeft het zelf al aan – en ik kan niets anders dan het beamen – Bessie’s Blues lijkt wel door een Tom Waits-achtig filter gehaald.

Maar er zijn ook stukken die wat meer in de lijn liggen van wat we op eerdere albums hebben gehoord van deze heren. Blue In Green en Naima hebben een bijzonder ambient sfeertje waarin met name Michael Manring de boel naar zich toetrekt. Heel opvallend is zijn spel met een Ebow op zijn fretloze bas waardoor je een soort zangerige toon krijgt waarmee hij de melodie voor het voetlicht brengt. Het is met name in Naima dat de rest van de band zich helemaal in zijn dienst stelt. Vic Stevens kleurt het stuk door zijn zacht roffelende spel op toms en cymbals erg mooi in.

En dan zijn er nog de heftig (jazz)rockende stukken: Footprints, Icarus, Nefertiti en Maiden Voyage. Dit is MMS met een hoog testosteron niveau in hun aderen. Vic Stevens die zijn drums laat donderen in Nefertiti en een vette, hippe fusiongroove neerlegt in Maiden Voyage. Manring die zijn bas laat zoemen en soms zelfs een beetje scheuren en er überhaupt voor zorgt dat de boel harmonisch bij elkaar blijft, zodra McGill uit de startblokken schiet tijdens weer zo’n vliegensvlugge gitaarsolo of een vreemde, ‘distortion’ gevulde, akkoordenreeks. Het zijn die momenten dat ik dan toch wel af en toe moet denken aan Mahavishnu Orchestra. In Wayne Shorter’s Nefertiti bereikt de band zelfs een intensiteit die in de buurt komt van metal. Zo’n zelfde moment komt later ook nog eens voorbij in het hoogtepunt van het album, Maiden Voyage. Na een ijzingwekkend vlotte solo van McGill volgt er een passage die ik niet anders kan omschrijven als heel erg Jimmie Hendrix-achtig. Gitaarakkoorden vol feedback en distortion en nog een solo van McGill zijn het klapstuk.

En dan hebben we het nog niet gehad over de invloed van David Torn op dit album. Deze is op z’n zachtst gezegd erg subtiel te noemen maar bij nadere beluistering bij vlagen toch goed hoorbaar. Met name de manier waarop hij Naima gemixt heeft is een typische Torn manier van werken. Ook de manier waarop de naklank van Vic Stevens drumstel in Footprints is bewerkt, is een geval van een Torn-signatuur.

Nu je dit zo gelezen hebt zou je verwachten dat dit album zeker net zo moeilijk te verhapstukken is als het dubbelalbum “Controlled By Radar” (2002), maar vreemd genoeg is dit juist bij uitstek de meest toegankelijke cd van het trio McGill / Manring / Stevens. Of het nu komt omdat deze bestaande stukken gezorgd hebben voor een degelijke en soms zelfs melodieuze basis weet ik niet, maar het een beter voorbeeld van wat deze heren doen en willen bereiken met hun muziek kan ik me niet voorstellen. Dit is met recht progressieve jazzrock die zorgt voor een flinke dosis frisse lucht in een genre dat nou niet echt bekend staat om zijn vernieuwende karakter en als zodanig bijna verplichte kost voor gelijkgestemde zielen.

P.S. Bij dit album zit ook nog eens de bonus-cd “What We Do Too” met een live-opname van het allereerste optreden van McGill / Manring / Stevens opgenomen in april 2001 rond de release van het debuutalbum “Addition By Subtraction”. Nog meer progressieve jazzrock met een hoog octaangehalte.

Christian Bekhuis

Send this to a friend