MEER is een band, bestaande uit maar liefst acht jonge mannen en vrouwen uit Hamar, Noorwegen. In 2008 als duo begonnen en daarna verder gegroeid. Na hun titelloze debuut uit 2016 is dit hun tweede album.
Met “Playing House” levert deze groep jongelingen een album af om heel erg trots op te zijn. Moeiteloos mixen ze diverse stijlen en halen ze in elk nummer het beste in elkaar naar boven. Qua creativiteit en ook wel een beetje qua stijl doen ze denken aan Mayra Orchestra, maar ook een band als Bent Knee komt met regelmaat bij me op.
Een aantal nummers springt er uit. Neem het pakkende Beehive. Het bevat mooi stuwend drumspel en dreigende violen. Zangeres Johanne Kippersund heeft een dijk van een stem die het midden houdt tussen Björk en Maartje Dekker (Mayra Orchestra). Het bevat een terugkerend thema dat sterk aan Shirley Bassey’s Goldfinger doet denken. Het nummer is net zo spannend en enerverend als een Bond film, dus het past prima. Tegen het einde moet Johanne Kippersund vocaal alles uit de kast trekken en dat doet ze met verve. Wat een stem! De nummers waarin zij zingt hebben wat mij betreft net een streepje voor.
Across The Ocean heeft weer een heel ander karakter. Het klinkt lekker fris door de uptempo drums en het gedragen gitaarspel. Hier mag haar broer Knut Kippersund de zang verzorgen. Een zanger én een zangeres in één band, wat een luxe! Zijn stem doet denken aan Sam Healy van North Atlantic Oscillation. Als de viool invalt wint het geheel nog meer aan kracht. Een ultieme lentesong. Wat dat betreft is de bijhorende video perfect. De drang om weer samen te komen, samen te lachen en samen van goede muziek te genieten in deze tijden van Corona wordt door deze clip alleen maar meer.
Het gezelschap slaagt er bijzonder goed in om pop en onvervalste symfonische rock samen te laten smelten. Picking Up The Pieces en She Goes hebben geweldige orkestraties en majestueuze zanglijnen en klinken toch ook heel lekker poppy. Maar ook in de rustige nummers zoals Where Do We Go From Here weten ze je aan je speakers te kluisteren. Een desolate gitaar en warme zang van Knut Kippersund is genoeg om te blijven boeien.
Zo glijden elf zalige songs aan je voorbij en druk je na 54 minuten met een grote glimlach nog een keer op de play knop. Echt een indrukwekkend album van een band die alleen nog maar verder kan groeien.