Progressieve rock is een begrip dat oneindig breed kan zijn doordat het een genrebepaling is die op twee gedachten hinkt. Enerzijds is er de stroming die letterlijk voldoet aan de betekenis van progressief (vooruitstrevend), terwijl voor de andere school binnen het genre progressief eerder betekent dat muziek in de traditie wordt gemaakt van bepaalde bands die in het begin van de jaren zeventig letterlijk progressief waren. Echter, deze tweeledigheid van betekenis houdt in dat een site als Progwereld enerzijds bands als The Flower Kings en Pendragon kan bespreken, terwijl ook genootschappen als Tool of zelfs Meshuggah thuishoren op de website. In het geval van laatstnoemde valt bijvoorbeeld aan te voeren dat deze band een extreme vorm van mathmetal maakt, wat Tool in wat mindere mate doet. Aangezien dit subgenre onbetwist tot de progressieve metal behoort, mag ook de ogenschijnlijke herrie van Meshuggah hiertoe gerekend worden.
Ook om een ietwat minder relevante reden heeft Meshuggah duidelijke banden met de progressieve rock: het genre’s onwillige paradepaardje Steven Wilson geeft al jaren aan dat hij een groot fan is van de Zweedse metaalproducenten, en met name op “Fear Of A Blank Planet” van Porcupine Tree doet deze voorliefde van zich spreken. Bovendien is ook Devin Townsend fan van de band: op zijn bizarre “Ziltoid The Omniscient” is Meshuggah niet alleen te herkennen in de muziek zelf, maar ook in de geprogrammeerde drums, daar Townsend een versie van het programma “Drumkit From Hell” gebruikt, dat mede door Meshuggah-drummer Tomas Haake is ontwikkeld en door hem voor Townsend is aangepast. Evenwel is Meshuggah niet slechts belangrijk vanwege de invloed op andere bands; integendeel, ook op basis van de eigen muziek kan Meshuggah uitstekend tot de progressieve metal gerekend worden. Met name aan de hand van het bijzonder interessante studioalbum uit 2005, “Catch 33”, kan deze bewering gestaafd worden.
In de eerste plaats voldoet “Catch 33” aan het eeuwige cliché dat progressieve rock voornamelijk conceptalbums voortbrengt. De dertien nummers op de plaat vormen feitelijk één muziekstuk, dat zoals gebruikelijk bij Meshuggah op behoorlijk maatschappijkritische wijze haar vraagtekens bij de mensheid zet. Hoewel Meshuggah misschien ietwat moeilijker te doorgronden muziek maakt, is de vergelijking met bijvoorbeeld Pink Floyd (“Dark Side of the Moon”), Dream Theater (“Metropolis 2: Scenes from a Memory”, Six Degrees of Inner Turbulence), Fates Warning (“A Pleasant Shade of Gray”), Queensrÿche (“Operation: Mindcrime”, “Operation: Mindcrime II”) of zelfs Camel (“Music Inspired by the Snow Goose”) goed te maken. Al deze voorbeelden zijn namelijk muziekstukken die een heel album / cd beslaan en opgedeeld zijn in verschillende nummers. Op al deze platen zijn dan ook muzikale thema’s te vinden die terugkeren in meerdere nummers, wat Meshuggah op iets extremere wijze doet: ieder nummer is gebaseerd op een variatie op dezelfde riff, iets wat bij Tool ook weleens voorkomt. Dit zou ertoe kunnen leiden dat een album door gebrek aan variatie saai wordt, maar bij “Catch 33” is dat allerminst het geval.
Een ander kenmerk dat Meshuggah deelt met andere progressieve genootschappen is de voorliefde voor bizarre maatsoorten, polyritmiek en onnavolgbare tempowisselingen. Hiermee valt de band in te delen bij andere groepen, zoals bijvoorbeeld Gentle Giant, Emerson, Lake and Palmer, Pain of Salvation, Rush, Dream Theater, en nog talloze fusion-gezelschappen, zoals bijvoorbeeld Planet X of Liquid Tension Experiment. Deze meerritmigheid geeft de muziek de gelegenheid om meerdere lagen tegelijk te ontwikkelen, waardoor de spanning niet alleen in de onverwachte tempowisselingen maar ook in het feit dat er meerdere dingen tegelijk gebeuren. Door het opbouwen van muzikale texturen in verschillende lagen en ritmes weet Meshuggah effectief de spanning op te wekken die ook de muziek van bijvoorbeeld Tool eigen is. Hierbij wordt er minder nadruk gelegd op persoonlijke virtuositeit maar meer op de manier waarop verschillende lagen zich ten opzichte van elkaar ontwikkelen.
Een verdere vergelijking met “klassieke” progressieve rock ligt in de dynamische eigenschappen van de muziek van Meshuggah. Vaak maken de “drop-tuned” zeven- en achtsnarige gitaren plaats voor een relatief open moment, waar vreemde geluiden of vervormde stemmen gebruikt worden als muziek. Zo zou Mind’s Mirrors haast gezien kunnen worden als de Meshuggah-variant op Fitter Happier van het Radiohead-album “OK Computer”, en doet de manier waarop de geluidseffecten gebruikt worden natuurlijk ook denken aan Pink Floyd, welk genootschap immers veelvuldig gebruik maakte van stemmen en omgevingsgeluiden omwille van hun muzikale waarde (musique concrète). Bovendien biedt de dynamiek balanspunten ten opzichte van de ruige metal, waardoor de muziek niet exclusief uit ruige metal bestaat maar juist “intelligenter” wordt; een tweedeling die ook naar voren komt in het evenwicht tussen het waanzinnig emotionele (lees: kwade) gegrunt / gescream van zanger Jens Kidman en de moeilijke muziek die hem begeleidt.
Uiteraard is Meshuggah ook een progressieve band in de letterlijke zin van het woord. Begonnen als trashgezelschap dat groepen als Metallica en Slayer als voorbeeld nam, heeft de band zich per album verder ontwikkeld, onder meer door jazz- en fusionstructuren te verwerken in hun steeds ruiger wordende metal, en door uitgebreid te experimenteren met hun muzieksoort, telkens de grenzen verkennend en hun eigen grenzen verleggend. Ritmetechnisch worden ze gezien als voorlopers in de populaire muziek, en ook was de band vroeg met het gebruiken van zevensnarige en later zelfs achtsnarige gitaren om nog lager en ruiger te kunnen spelen. Met deze insteek is de band altijd vernieuwend geweest, niet alleen ten opzichte van zichzelf, maar ook ten opzichte van het genre.
Hoewel de muziek van Meshuggah op het eerste gehoor amper te vergelijken is met andere genootschappen die hun materiaal gerecenseerd zien op Progwereld, is er toch een nadrukkelijk verband tussen progressieve rock en de muziek van deze Zweedse metalmuzikanten. Bovendien is de band ook in de letterlijke zin van het woord progressief, en hoewel de gemiddelde liefhebber van progressieve rock weinig emplooi zal hebben voor bijvoorbeeld “Catch 33”, is het toch mogelijk dat een bepaalde groep vasthoudende progluisteraars de schoonheid van Meshuggah in het algemeen en “Catch 33” in het bijzonder wel kan inzien.
Christopher Cusack