Als we als progliefhebber één ding gemeen hebben is het wel de liefde voor de onregelmatige maatsoort. De één heeft dat natuurlijk wat meer dan de ander. Voor de vier heren van de nieuwe Nederlandse progband Milky Way Gas Station is het bijna een dagelijkse levensbehoefte te worden omringd door 7 en 9/8-ste maten plus alles wat er nog meer op het telraam past. Als je hun debuutalbum “Somewhere/Anywhere” beluistert zal je moeten schrapen want de gewone vierkwarts is hier eigenlijk een vreemde eend in de bijt. Oké, ik chargeer een beetje maar het is een feit dat er op het album royaal met de kralen wordt geschoven.
De ritmekickers uit Noord-Holland hebben met Milky Way Gas Station een wat flauwe bandnaam gekozen temeer daar deze helemaal niks betekent. Milky Way Gas Station doet spacey muziek vermoeden en dat is nogal misleidend ten aanzien van de symfonische hardrock die men maakt. Gelukkig zijn de bandleden als het om hun muziek gaat wel erg serieus.
De ontstaansgeschiedenis van de band gaat terug naar 2010 als het Amsterdamse Kramer een zanger zoekt. Er komt contact tussen zanger/gitarist Rob IJpelaan en de op dat moment resterende Kramer-leden drummer Harald Veenker, bassist Jeroen Vriend en gitarist Rob de Jong. Het klikt erg goed tussen de heren en er wordt besloten een nieuwe band op te richten met een nieuw repertoire. In de loop der jaren verhuist de Jong naar Amerika, gaat Veenker op wereldreis, treedt er een nieuwe leadgitarist in de persoon van Niels Hoppe aan en wordt er een eigen studio gebouwd. Het is dan 2013 en vanaf dat moment begint het opnameproces voor wat vijf jaar later “Somewhere/Anywhere” zal zijn. Die lange tijd heeft zo z’n redenen. Een ieder is nogal perfectionistisch en men heeft het woord heropname dan ook vaak gebruikt als iets niet naar hun zin was.
“Somehere/Anywhere” is naar mijn idee een prachtig album met 73 minuten boeiende muziek. De schijf bevat acht nummers dus je kan uitrekenen dat er enkele epische stukken tussen moeten zitten. Nou ja, enkele? Ik beschouw het hele album eigenlijk als een totale epic. Ik heb nergens het gevoel dat dit een debuutalbum is, tenminste wat dat betreft dan. Waar de band goed aan had gedaan is om wat minder dicht langs hun voorbeelden te schuren. Ik hoor duidelijke dingen a la Rush, Anathema, Porcupine Tree en bijvoorbeeld Magic Pie. Niet dat ik daar wakker van lig maar ik wil het toch even melden.
De nummers verdienen een grondige en gedetailleerde bespreking, echter als je de aard van de muziek in ogenschouw neemt zou dat een veel te lange recensie opleveren. Er gebeurt nogal wat op de plaat. Om te beginnen moet ik eerdergenoemde stijl wat meer nuanceren. De aanduiding symfonische hardrock is wat kort door de bocht. De muziek van Milky Way Gas Station is over het algemeen beduidend minder stevig. De intro van opener 37 Part I is gelijk al het meest heftige stuk van het album. Het fragment komt een aantal malen terug in het nummer en je hoort hoe listig de band er Pink Floyd-achtige psychedelica en progressieve bombast met knallend baswerk omheen zet. Zo gaat het eigenlijk heel de tijd. Het wemelt op de plaat van de virtuoze gitaarsolo’s en ook voor de toetsenliefhebber is het smullen geblazen. Gastmuzikant Jan-Peter Bast komt namelijk met twee wervelende synth-solo’s en niemand minder dan Joakin Svalberg van Opeth heeft enkele dagen in de studio vertoefd om de nodige toetsen op te nemen.
Doe je zelf een plezier en heb specifieke belangstelling voor de gitaar- en toetsenpartijen in Neutral. Deze escapades zijn op hogeschoolniveau dus als je daar warm voor loopt, laat je dan meenemen door de akoestische gitaar en kabbel tien minuten met het nummer mee.
Why? is de minst complexe track van het album. Tijd om het eens even over de zang te gaan hebben. IJpelaan heeft een gewone stem die atypisch is voor hardrock en die wat doet denken aan die van Erwin Boerenkamps (Ricocher). Hij klinkt aangenaam, niet super maar zeker niet slecht. In 37 Part II gaat hij de samenzang aan met Lana Wolf, een countryzangeres. Het resultaat is geweldig, ergens tussen blues, soul en gospel in.
Milky Way Gas Station weet niet van ophouden en gaat met Moon Phases en Torn Grain onverdroten verder. Bijzonder fraai en uitermate gewenst is het ambiente voorlaatste nummer. Dat de titel ervan extreem lang is komt eigenlijk wel overeen met de wat lome sfeer. Second Attempt To Catch Nectar Drinking Butterflies In An Empty Arbour On Camera bevat veel akoestische gitaar en wollige toetsen. Ik zou er trots op zijn.
Het album sluit af met een epic van maar liefst 27 minuten, Telescope Sight. Het is een mooie aaneenschakeling van introverte en uitbundige passages waarbij de coherentie het wat laat afweten. Je kan je weliswaar afvragen of dat een nadeel is. De solo op toetsen is weergaloos, de gitaar laat je watertanden, Porcupine Tree leeft weer en de fretloze basgitaar mag z’n dingetje ook even doen. De finale kent lekkere zang van Sanne Jonges en als het nummer dan echt ten einde is volgen nog enkele loopjes op de Moog.
Het is alsof de heren Milky Way Gas Station er geen eind aan willen breien. Ik kan dat wel begrijpen. De muziek zit erg dicht op hun hart.
Dick v/d Heijde