Als je ervan uitgaat, dat Postrock het best omschreven kan worden als muziek die geen rock is, maar wel gemaakt wordt met de middelen van rock, dan is R U Still In 2 It van de debuutplaat van het Schotse Mogwai de ultieme Postrock compositie. En dat blijkt gek genoeg het beste uit een element van het nummer dat eigenlijk juist niet heel postrock is: de zang. Hier ‘zingt’ Aidan Moffat (van de band Arab Straps) immers een soort van liefdesliedje, ogenschijnlijk zonder de hulp van enige vorm van melodie. Het lijkt op een liedje, het klinkt zelfs als een liedje, maar het is geen liedje. Ga er maar aan staan.
“Young Team”, door velen gezien als het beste album van Mogwai (genoemd naar de vriendelijkere verschijningsvorm van de bloeddorstige Gremlins uit de gelijknamige film), kwam tot stand onder moeilijke omstandigheden. De band had – op een paar singles na – geen studio-ervaring en moest in een te korte tijd veel te veel materiaal opnemen. Dat had zelfs wat onderling geruzie en gemor tot gevolg en uiteindelijk verklaarden bandleden in het openbaar erg ontevreden te zijn met het eindresultaat. Dat heeft de band er overigens niet van weerhouden om in 2008 een heruitgave op de markt te slingeren, voorzien van de onvermijdelijke bonustracks.
De bouwstenen van rock gebruiken en er toch zover mogelijk vandaan blijven, voor zover dat al de doelstelling van Mogwai was, is dat ze niet helemaal gelukt. Dat kan ook moeilijk, als je tot je invloeden een groot aantal rockbands rekent, zoals Velvet Underground, My Bloody Valentine, de ritmes van de Krautrock en zelfs Pink Floyd. Al die elementen zijn terug te horen op “Young Team” en tegelijk presteerde de band een – voor die tijd en die locatie – redelijk uniek kunstje, dat op dat moment voornamelijk maar werd gezien als jeugdige dwarsheid.
“Young Team” was geen kind van zijn tijd. Een voornamelijk instrumentale plaat met – in elk geval in de substantiëlere stukken – een Spartaanse bezetting, een hardnekkig volgehouden simpel akkoordenschema en gewelddadige erupties van lawaai die zonder waarschuwing of zelfs aanleiding de ogenschijnlijke rust verstoorden. Veel op de achtergrond gehouden gesproken of gemurmelde woorden die toch geen coherente tekst leken te vormen en heel veel herhaling, herhaling, herhaling.
Daarbij namen de mannen de tijd. In een Groot-Brittannië dat eigenlijk op het punt stond te verzuipen in de liedjescultuur van de Britpop was een instrumentale, meer dan een kwartier durende oefening in repetitie en feedback als Mogwai Fear Satan een bijzonder ongebruikelijke stap, om van die dwarsfluitpartij maar te zwijgen.
Daarnaast bevat de plaat een paar kortere stukken die meer tegen de ambient muziek aanschurken, van Talk Talk en David Sylvian geleende minisoundtracks als Radar Maker en With Portfolio, dat uiteindelijk eindigt in een draaikolk van vervormd geluid.
Like Herod is Mogwai op zijn meest ongenaakbaar: dik tien minuten zonder echte melodie en een paar hartstoppende momenten waarin de dynamiek van de band tot het uiterste wordt opgerekt. Rock die niet veel meer kan doen dan harder en zachter klinken én volhouden tot het geluid in zijn eigen feedback verdwijnt. De dreiging van de paar geluidexplosies die het nummer in stukken slaan, blijft de hele plaat lang voelbaar, een machtig gevoel voor wie niet té zuinig is op zijn speakers.
Mogwai Fear Satan is wat mij betreft toch het beste stuk van de plaat, vooral na een minuut of 11, als de dwarsfluit zowaar zorgt voor een lieflijk geluid en wat vrede na al dat geweld, als een storm die gaat liggen.
Weinig prog, maar meer dan progressief, “Young Team” was de belofte die de band in latere jaren maar ten dele zou waarmaken.
Erik Groeneweg