“Muzikanten moeten niet proberen leuk te doen”. Het stond ooit op een deur in één van de kleedkamers in het theater waar ik werk. Het is een waarheid als een koe. Muzikanten die leuk dóen zijn het bijna nooit. Alleen als je echt leuk bént kom je er mee weg. In alle andere gevallen mag je blij zijn als de leukigheid de muziek niet in de weg zit. “Does Humor Belong In Music?” vroeg Frank Zappa zich al af en als er iemand heeft bewezen dat dit lang niet altijd zo is, dan is hij het wel.
De drie heren van het Franse Mörglbl doen, zoals de bandnaam al doet vermoeden, leuk. Op de spuuglelijke hoes zitten ze olijk met gekke hoedjes op en korte broeken aan op een bankje. De titels van de stukken zijn al even doordrenkt van komische humor, waarna de argeloze luisteraar met bange vermoedens zijn koptelefoon omgespt.
Gelukkig is de muziek hoofdzakelijk van een ander kaliber. Al barsten de heren al op het eerste nummer te pas en te onpas los met een drollig ‘Caramba!’, wat ze spelen mag er zijn. Mörglbl is een powertrio rond meestergitarist Christophe Godin. De heren maken jazz-rock van het stevige soort, type Steve Vai en Steve Stevens, niet per se buitengewoon origineel, maar wel erg goed gedaan.
De meeste stukken zijn toegankelijke, catchy stukjes shredder-jazz, niet altijd even subtiel, maar soms ook verrassend en avontuurlijk gearrangeerd. Zo lijkt de band op Buffet Froid wel op The Police en op Les Petits Nous hoor je haast een relaxte Pat Metheny. Afwisselend plaatje dus. En dat is maar goed ook, want op compositorisch gebied zijn de heren geen echte hoogvliegers. Hoe prettig de nummers ook wegluisteren, beklijven doen ze niet. Als muzikanten staan deze drie echter wel negen mannetjes. Hier hoor je toch wel de eredivisie aan het werk! Ik vind bassist Rougny misschien nog wel een betere muzikant dan Godin. Zijn heldere, hoge basgeluid dringt vaak lekker op de voorgrond.
Hier en daar kunnen de heren het niet laten en krijgt de humor helaas een kans. Het melige walsje in The Toy Maker is onfortuinlijk en het op papier fraaie Févier Afghan, met zijn versmelting van jazz-rock en Noord-Afrikaanse invloeden, wordt volslagen verkloot door het misplaatste gedudeljoh en lalala dat de heren er doorheen krijsen. Live kan dat nog een plekje krijgen, op een plaat is het heel jammer. En wat moeten we met een bonustrack waarop de heren in de studio wat aan het giebelen zijn?
Slotsom: goeie plaat voor liefhebbers van fusion met een stevige bite door vakkundig trio die op een paar plekjes wordt verpest door smakeloze aanvallen van leukte.
Erik Groeneweg