Tijd om even uit te rusten. Met “Time To Rest” van de nieuwe Noorse neo-prog formatie Morild krijg je daarvoor 100 minuten de tijd. Mijn advies: gun jezelf deze tijd.
Morild werd officieel in de lente van 2008 opgericht door de vrienden-voor-het-leven Nils Larsen en Odd-Roar Bakken. Deze laatste kennen we als medeoprichter van de groep Adventure. Eigenlijk is Morild vanwege de muzikale samenwerking van Larsen en Bakken al ver voor 2008 ontstaan. De bandnaam komt uit de koker van Larsen. Hij is bijzonder geïnteresseerd in de wonderen van moeder natuur. Morild is een van die wonderen: de fosforiscerende werking van een algensoort in zee. In vroeger tijden dacht men dat deze oplichtende algen waarschuwden voor aankomende stormen.
De meeste composities op “Time To Rest” zijn al lang geleden geschreven. Nadat de mannen in 2008 zelf de beschikking kregen over opnamefaciliteiten kwam het maken van een cd op de agenda te staan. De negen nummers, die zijn verdeeld over twee cd’s, gaan naast alledaagse zaken ook over maatschappijkritische thema’s.
De muziek op “Time To Rest” staat bol van toetsen en kent invloeden van zowel hedendaagse als meer authentieke progrock met dankzij het fluitspel een folky inslag. De voornaamste invloeden die je tegenkomt zijn die van Camel, Jethro Tull, Kansas, Mike Oldfield en ELP, maar ook The Flower Kings en IQ.
Gelijk met All I Wanted (The Whale Song) word je al overspoeld door een ware stortvloed aan toetsen, variërend van ronkend Hammondorgel tot ingetogen pianospel en smaakvolle solo’s op synthesizer. Het nummer gaat over een verdwaalde orka die stroomopwaarts via de Theems in Londen terecht kwam. De diepere betekenis betreft de verbondenheid tussen orka en mens. John Anders Troset zingt de tekst dan ook vanuit het perspectief van de orka, die gewoon even in Londen kwam kijken.
Ook Circus, dat gaat over het misbruik van politieke onschendbaarheid en persvrijheid, kent fraaie melodieën en sfeervol toetsenspel dat wordt afgewisseld met stevige gitaarpartijen. Ondanks dat Troset geen onaardig stemgeluid heeft, is zijn zang niet volledig vrij van accent en klinkt hij in sommige stukken wat onvast.
Van de negen nummers op dit album klokken er vijf ruim boven de tien minuten. Het componeren van lange stukken gaat het duo uitstekend af, nergens slaat in deze nummers de verveling toe. Bewijs daarvan is het magnum opus van dit album, The Slave Ship. Vooral Part 1: Zong: Searching For Prey doet sterk denken aan “Harbour Of Tears” van Camel, terwijl in Part 2: Harbour Lights Jethro Tull en Triumvirat samenkomen.
Dat het vooral instrumentaal weliswaar vrij eenvoudig maar toch geramd zit, bewijzen niet alleen de vaak lang uitgesponnen solo’s, maar ook twee volledig instrumentale nummers. Zo is het titelnummer Time To Rest met zijn geweldige melodieën, gitaar- en toetsensolo’s een eerbetoon aan Camel. De liefhebbers van het ouderwetse geluid van Hammond orgel kunnen likkebaarden met het Triumvirat-achtige Apus Apus. Het nummer is genoemd naar de gierzwaluw die enkele maanden zonder onderbreking in de lucht kan blijven. Ik kan je verzekeren dat ik gedurende deze (slechts) vijf minuten volledig in de wolken was.
Dit debuutalbum van Morild schaar ik onder de noemer ‘verrassingen van het jaar’. Hoewel het zangtechnisch soms aan de magere kant is en voor verbetering vatbaar is, maakt de weldadige symfonische muziek meer dan alles goed.
Hans Ravensbergen