Als ik naar “Vola” van Mosaico luister, krijg ik het gevoel dat er door mijn kamer een Italosaurus banjert, dat is een kleine dinosauriër die tijdens Jura en Krijt in zuidelijk Europa planten etend rondstapte en kennelijk niet is uitgestorven. Je denkt, die hoort hier niet, maar heeft het iets bekends, iets prettigs, iets aandoenlijks. Nee, we hebben hier niet met een moderne neo-progband te maken!
Al in 2000 liepen zanger Enrico Nesi en percussionist Simone Batignani met het idee rond singer-songwritermuziek met iets anders te combineren. Het duurde nog tien jaar voordat ze eruit waren: het werd prog. Wat krijgen we dan: singer-songwriter-Italo-prog? Dat bekt natuurlijk voor geen meter, we gaan gewoon luisteren, naar deze eersteling van Mosaico, die in eigen beheer werd opgenomen. Ja, Nesi heeft wat te melden, want er is veel tekst, soms wat op het poëtische af. Il Grande Aperto (de grote opening) is een schilderij dat op het doosje prijkt. De sterke wil om door de donkere gang in de verte het licht te zien, zou een metaforische samenvatting van de teksten kunnen zijn. Zoiets. Nesi dus, hij zingt niet slecht hoor, keurig eigenlijk, maar nogal monotoon, met een stem waar van er in Italië dertien in een dozijn gaan, dus dat is soms even doorbijten. De opbouw van de nummers volgt een patroon. Vaak eerst de zang en dan een lange toetsensolo. Het hele arsenaal aan vintage instrumenten is uit de mottenballen gehaald: Hammond, Moog, Mellotron, noem maar op. Nicola Cambri beroert de klavieren vaardig en dat levert vooral voor de retro-progers heerlijke muzikale doorkijkjes op. Een appetijtelijke Moog-solo in Vola bijvoorbeeld. En wat te denken van kerkorgelklanken en een heerlijk Mellotroneinde van een nummer. Er valt uiteraard een verwantschap waar te nemen met klassieke Italiaanse bands als PFM, maar ik hoor ook het Duitse Eloy er soms in terug.
Het rustieke karakter van de muziek van Mozaico wordt nog versterkt wanneer Cambri zijn accordeon ter hand neemt en Batignani op zijn percussiestukken tekeer gaat. Dit levert met Il Critico, Il Profano, L’Artista en Questa Santa Umanità een soort folkballads op. Een enkele keer, te weinig vind ik, steekt Fabrizio Biscontri zijn kop, ik bedoel zijn gitaar, boven het maaiveld. Een enkele solo durft hij aan en een duet, naast zijn verder vooraf dienende rol, zeker als hij akoestisch meespeelt. Als hij solo gaat voegt dit direct iets toe aan de muziek, zoals in Lenti Passi, waarbij ook een dame nog voor wat achtergrondzang zorgt. In Sopravvivere horen we een saxofoon langskomen, dat bijna automatisch voor een licht jazzy sfeer zorg. Acht nummers die samen de veertig minuten nog niet aantikken, kom daar vandaag de dag nog maar eens om, dat is ook een score uit het LP-tijdperk.
Ik waag me aan een korte samenvatting van het gebodene: melodieus, toegankelijk, doorspekt met vintage toetsen en Italiaanse zang: tel uit je winst (of verlies, wat je wilt). Als liefhebber van RPI (zelf opzoeken!) kan ik de melodieuze draai aan de nummers wel waarderen, maar Mosaico zal stilletjes menig huisje voorbij gaan, ben ik bang. Van mij hoeven ze beslist nog niet uit te sterven.
Fred Nieuwesteeg