Mostly Autumn studioalbums komen de laatste tijd met tussenpozen van zo’n drie jaar uit. Ook dit “Sight Of Day” verschijnt drie jaar na het conceptuele en beklemmende “Dressed In Voices”.
Geen concept op dit nieuwe album, al deinst de band er niet voor terug om zwaardere thema’s (klimaat, heersend egoïsme, onderdrukking indianen) aan te snijden.
Muzikaal gezien komt de, inmiddels bekende, blauwdruk van Mostly Autumn ook op “Sight Of Day” weer in al zijn aspecten voorbij: Keltische folk, sterke melodieën, stevige rock en een sterk Pink Floyd-stempel dat zich vooral manifesteert in de gitaarsolo’s van Bryan Josh en de ‘muur van geluid’. Die gitaarsolo’s van Josh zijn vaak prachtig slepend. Hij heeft wel iets van die ‘bluesy feel’ van Roine Stolt (en natuurlijk David Gilmour). Nadeel is echter dat zijn solo’s te veel op elkaar lijken en als je in bijna elk nummer, of deel van een nummer, een gitaarsolo stopt… U begrijpt het al.
Dé parel van Mostly Autumn is Olivia Sparnenn met haar mooie, typisch Britse, heldere stem. Vaak zingt ze solo, soms in octaven met Josh of in samenzang met de andere vocale ijzers die de band in het vuur heeft, zoals Chris Johnson en Angela Gordon. Laatstgenoemde is na enkele jaren van afwezigheid weer terug op het nest.
Uitblinken doet Sparnenn in de prachtige ballads The Man Without A Name, het emotionele Raindown (samen met Gordon) en de openingstrack. In Tomorrow Dies gaat ze helaas over de top met een te dik aangezet vibrato in combinatie met een te schelle galm. Dit nummer herbergt overigens een typisch The Edge-achtig gitaarpatroontje dat echter al snel wordt dichtgesmeerd met de even zo typische Mostly Autumn-muur van geluid om uiteindelijk te eindigen met een prachtige tweestemmige gitaarlijn.
De ritmesectie van Mostly Autumn mogen we ondertussen ook wel een parel noemen. Luister maar eens hoe de heren Cromarty en Smith de titeltrack stap voor stap op sleeptouw nemen totdat het na vier minuten uitmondt in een dampende rocker. Vooral Cromarty weet met regelmaat een heerlijke groove neer te leggen.
Het voornoemde titelnummer duurt ruim veertien en een halve minuut. Wie denkt dat het hier om een epic in de beste progtradities gaat, komt bedrogen uit. Het zijn eigenlijk gewoon drie sterke muzikale ideeën die niets met elkaar te maken hebben en om onverklaarbare redenen tot één lange compositie zijn gesmeed.
Het toetsenwerk van Iain Jennings is bescheiden en functioneel. Zijn spel speelt een grote rol in de Mostly Autumn-muur van geluid. Het zou de variatie in het bandgeluid ten goede komen als hij in zijn spel op zoek zou gaan naar meer avontuur. Vooral zijn pianobegeleiding in The Man Without A Name is erg basaal.
Dat de band wel houdt van een stevig potje rocken bewijzen ze met Once Around The Sun (Deep Purple?), gezongen door Josh en Only The Brave (Uriah Heep/Status Quo?), een nummer over de tijd van de Vikingen met een bijdrage op Ullean Pipes door Troy Donockley.
De meest proggy track is Native Spirit met sfeerwisselingen, maatwisselingen, onregelmatige maatsoorten, een sterke gitaarsolo en een schitterende opbouw naar het einde. Ook in dit nummer speelt de ritmesectie weer een voorname rol. Tekstueel lonkt Native Spirit wel enigszins naar Kansas, muzikaal echter totaal niet.
Het album sluit af met het nostalgische Forever And Beyond, een typisch Keltische folkmelodie die in de beste Britse traditie klein begint en steeds verder instrumentaal en vocaal wordt uitgebouwd. De climaxwerking wordt verhoogd door de melodie elke keer een toon hoger te plaatsen. Dat laatste wordt naar mijn gevoel iets te vaak doorgevoerd.
Op “Sight Of Day” wisselt Mostly Autumn prachtige nummers af met mindere nummers. Die mindere nummers worden uiteindelijk wel vaak gered door de heerlijke solo van Bryan Josh. Een overdaad aan heerlijke solo’s heeft op den duur echter een nivellerende werking. Ook in de opbouw van nummers hanteert de band te vaak hetzelfde principe: klein beginnen, opbouwen en uitpakken. Daardoor blijft het album, ondanks al het moois, niet over de gehele linie boeien.
Math Lemmen