De vraag “wat de heren in vredesnaam gerookt hebben” bij het componeren / opnemen van een stuk muziek is al lange tijd even clichématig als sommige muziek waarbij die vraag wordt gesteld. Een blik op de hoes van “First Loss”, het eerste en enige album van de Duitse band Murphy Blend, wekt de indruk dat de heren die vraag anno 1970 al voor wilden zijn.
Wie? Murphy Blend: een Berlijns kwartet dat in 1970 één heel album maakte en uitbracht op het, naar eigen zeggen, legendarische Münchener Kuckuck-label. Na dat ene album trad de wet van Murphy Blend in werking en gingen de diverse bandleden elk hun eigen weg, waarop soms nog andere, al even bekende bands lagen. Het heeft het onvolprezen Esoteric-label, zoals bekend nooit te beroerd om een volkomen vergeten album af te stoffen, behaagd om dat ene Murphy Blend-album, “First Loss”, opnieuw uit te brengen. En dat is toch een van hun gelukkiger keuzes geweest.
Laten we, omdat er nog steeds mensen zijn die alle Duitse rock van voor 1980 gemakshalve maar als krautrock betitelen, vast één misverstand de wereld uithelpen: Murphy Blend maakte geen krautrock. De iets meer dan 35 minuten muziek op “First Loss” vormen vooral stevige oerprog of, zo u wilt, orgelrock met hier en daar wat flirts met blues, jazz en klassieke muziek, een beetje in de traditie van bands als Deep Purple (hun echt oude platen dan), The Doors, High Tide en Uriah Heep. Ook biedt de band wat context aan latere landgenoten als Eloy, Jane en Nektar.
Andreas Scholz zet enkele fijne baslijnen neer, maar de show wordt met recht gestolen door de organist van dienst, Wolf-Rudiger Uhlig, die op zijn Hammond de basis onder elk nummer legt. De zang wordt onder drie bandleden verdeeld, maar vormt nergens de sterkste schakel. Ook naar compositorische eenheid is het soms een beetje zoeken, maar we krijgen er een ferme brok spelvreugde voor terug.
De A-kant (om maar even in elpeetermen te blijven) laat, verstopt onder de orgellagen, een klimmend ambitieniveau horen: van het welhaast rock’n’rollende At First naar het meer symfonische Past Has Gone. De B-kant begint pretentieus, doch niet onverdienstelijk, met een heus Präludium, maar verderop ligt enige navelstaarderij op de loer. Funny Guys maakt daar echter op onweerstaanbare manier korte metten mee, waardoor het album, althans in muzikaal opzicht, op een heerlijk luchtige manier eindigt.
En wat hadden die heren nou gerookt? Vermoedelijk het welbekende Murphy Blend pijptabak. De pubquizvraag over de overeenkomst met Camel laten we maar even hangen.
Casper Middelkamp