Dit vijftal uit Texas schommelt al enkele jaren op de grens tussen postrock en (klassieke) kamermuziek. Bijzonder filmische, wat trage en repeterende muziek. Hoog tijd dus, moeten de mannen gedacht hebben, voor een soundtrack. En als niemand je vraagt om de muziek bij een nieuwe film te maken, dan kies je een pareltje uit de cinematografische geschiedenis, waar de eerste films immers geen van alle geluid hadden.
De obscure, maar kennelijk o zo briljante stomme film “Sunrise, A Song Of Two Humans” van F.W. Murnau uit 1927 was nog vrij, dus de keuze was snel gemaakt. Het is het dramatische verhaal van een rijke vrouw die een arme, getrouwde boer het hoofd op hol brengt. Een film met veel geween en geknars van tanden. Ik heb er de eerste en de laatste tien minuten van gezien en vond het mooi gefilmd, veel contrast tussen licht en donker.
Dat contrast vind je op deze plaat niet terug, het is nogal sombere muziek met langzame ritmes en veel langgerekte vioolklanken. Dat neemt niet weg dat ik wel van de muziek genoten heb. Voor een belangrijk deel is dat te danken aan de stukken waarin de violen de overhand hebben, zoals Sunrise en Sunset. De meer rechte rockstukken zijn minder interessant, al zijn ze zeker niet slecht. Hier en daar klinkt de band als het Pink Floyd van Set The Controls…
Een stuk als A Man Alone is echter niet veel meer dan een crescendo, zoals we dat van bijna elke postrock band kennen, van Godspeed tot Mogwai. Hoe dat stuk zich verhoudt tot de filmbeelden is me overigens een raadsel, maar dat heb ik wel vaker met kunst en dat hoeft nog niet verkeerd te zijn. Trouwens: de plaat duurt een dikke 40 minuten, de film bijna 90. Waar is de rest gebleven?
Al met al was ik toch wel blij met “Sunrise”, door het talent waarmee gemusiceerd wordt, door de arrangementen die de akoestische instrumenten laten aanzwellen en weer wegebben in de simpele rock, door de beeldende klanken en die paar prachtige composities, waaronder het wat uit de toon vallende, want lekker upbeat gespeelde Peasant Dance. Een postrock polka, dát zal toch wel een unicum zijn?
Erik Groeneweg