Twee jaar na het sterke “The Bride Said No” is Nad Sylvan in zijn alter ego als ‘vampiraat’ alweer terug met de opvolger. “The Regal Bastard” completeert de trilogie die in 2015 met het schitterende “Courting The Widow” een aanvang nam. Beide voorgangers schopten het tot een plek in mijn jaarlijst en de kans is vrij groot dat dit met nummer drie opnieuw gaat gebeuren.
Ook op dit album is er weer een waslijst aan grote gastmuzikanten. Nad Sylvan kan door zijn jarenlange samenwerking met Steve Hackett natuurlijk beschikken over een behoorlijk gevulde telefoonklapper. Het zou heel makkelijk zijn om de hoge kwaliteit van dit album toe te schrijven aan deze grote namen, maar daarmee zouden we Sylvan schromelijk te kort doen. Het gros van het materiaal is wederom door de man zelf geschreven en ook neemt hij weer het overgrote deel van het instrumentarium voor zijn rekening. Slechts op twee nummers wordt producer Anders Wollbeck als mede-componist opgevoerd. Iets meer dan op “The Bride Said No” heeft Sylvan dus weer de touwtjes in handen genomen. En dat pakt heel mooi uit.
De stijl van de plaat borduurt hoofdzakelijk voort op het geluid van de voorgaande platen. Het pakt iets minder stevig uit dan “The Bride Said No” waardoor het meer in het verlengde ligt van het debuut. De muziek lijkt zich op sommige stukken meer te schikken naar de soulvolle stem van Sylvan. Het titelstuk is hier een mooi voorbeeld van. Het nummer zit vol met strings en Sylvan zorgt met zijn eigen stem voor de nodige achtergrondkoortjes. Wat in dit nummer overigens het meest opvalt is het fenomenale basspel van Jonas Reingold.
Maar allereerst trapt het album af met het weergaloze I Am The Sea. Hier heeft hij hulp van stergitarist Guthrie Govan die een fraaie solo speelt, maar het zijn vooral de sterke melodieën in met name het refrein die hier de show stelen. Het volgende nummer, Oahu, is misschien het minste nummer van het album. Het had bij mij in elk geval de nodige luisterbeurten nodig voordat ik het op waarde wist te schatten. Op het daaropvolgende Whoa (Always Been Without You) herpakt Sylvan zich weer ijzersterk. Dat hij zelf ook de nodige talenten bezit als muzikant, etaleert hij hier door de mooie gitaarsolo zelf voor zijn rekening te nemen. Iets wat hij op het volgende nummer, Meet Your Maker, opnieuw laat horen.
Ook aan het artwork is weer de nodige zorg besteedt. Marcelo Bolivar die dit ook al deed op “The Bride Said No” is hier opnieuw verantwoordelijk voor. De digipack zit vol met fraaie foto’s en dito tekeningen.
Uiteraard is broodheer Hackett ook weer te vinden op dit album. Zijn rol is echter marginaal. Pas op Honey I’m Home, dat de trilogie over de vampiraat op een fraaie en passende manier instrumentaal afsluit, duikt hij even op. Met een schitterende solo, dat dan weer wel uiteraard. Na dit nummer is de koek overigens nog niet op. Met Diva Time en The Lake Ilse Of Innisfree krijgen we nog een prachtige toegift. Blijkbaar pasten deze nummers niet in het verhaal, maar ze zijn inderdaad te mooi om op de plank te laten liggen. Ze zijn dan ook als ‘encores’ toegevoegd.
Na drie zeer fraaie albums in krap vier jaar is het wel duidelijk geworden dat de talenten van Nad Sylvan niet ten volle worden benut wanneer hij bij Steve Hackett op het podium staat. Niets ten nadele van zijn uitstekende performance daar overigens. Net als “Courting The Widow” en in iets mindere mate “The Bride Said No” is “The Regal Bastard” weer een album geworden om je vingers bij af te likken. Liefhebbers van Genesis en van Nad Sylvan’s eerdere werk kunnen weer toeslaan. Een groot compliment voor deze Zweedse laatbloeier en wat mij betreft wordt het eens tijd voor een tour onder eigen vlag, Nad!