Dit is vast de zestiende recensie die ik begin met het uitspreken van de wens dat ik in een volgend leven een Zweedse progstudio wil zijn. De hele dag vol zijn van mooie muziek en in plaats van een hart een Mellotron hebben… Er zijn keizerrijken gevallen om mindere begeertes. Een van de voornaamste studio’s die heeft bijgedragen aan dit verlangen is de Roth-Händlestudio. Dit is namelijk de speeltuin van Mattias Olsson en daarmee de bakermat van vele schitterende Zweedse progprojecten, waaronder de laatste van Ängalard en een keur aan kleinere projecten, zoals meest recentelijk …In These Murky Waters, Kaukasus en Necromonkey. Deze laatste act is een samenwerking tussen Olsson en David Lundberg van het onvolprezen Gösta Berlings Saga en heeft inmiddels twee albums en een officiële live bootleg voortgebracht, waarvan “Necroplex” het eerste is.
Necromonkey maakt instrumentale muziek die moeilijk te categoriseren is. De benadering van het Zweedse duo doet nog het meest denken aan Lundbergs hoofdband Gösta Berlings Saga (GBS), maar het project is niet louter een versie van Lundbergs groep onder een andere naam. Evenals bij GBS ligt de focus op het voor zich laten spreken van de unieke kenmerken van een groot scala aan instrumenten, nieuwe en oude, voor de hand liggende en merkwaardige, met een centrale rol voor de Mellotron en vele andere synthesizers uit Olssons curiosacollectie, zoals de Optigan. Voor de liefhebber van wat we in vaktaal ‘ouwe meuk’ noemen is “Necroplex” dan ook om te kwijlen.
Hoewel Necromonkey inmiddels al een aantal keer de muziek live heeft opgevoerd, is “Necroplex” dan ook zeer nadrukkelijk een studioalbum. Olsson en Lundberg zijn behalve uitstekende muzikanten ook ware studiokunstenaars. Vrijwel alle input is uitgebreid bewerkt met verschillende effecten, zodat er een buitengewoon rijk palet aan klanken ontstaat. Deze kant van het album komt vooral naar voren over de hoofdtelefoon, die alle kleine details tot hun recht laat komen.
Dit is echter niet de voornaamste reden waarom “Necroplex” zo geslaagd is dat is namelijk de sfeer van de muziek. De nummers op het album zijn stuk voor stuk bijzonder verhalend en beeldend. Het is misschien al te cliché om te stellen dat deze muziek zo als filmmuziek zou kunnen dienen, maar dat is wel het geval. Veel instrumentale muziek komt wat klinisch of zelfs inspiratieloos over, maar “Necroplex” lijdt geenszins aan dat euvel: elk nummer schrijft zijn eigen bijzondere verhaal.
De structuur van de nummers valt nog het beste te beschrijven als postrockachtig, met typische opbouwen of soms juist het ontbreken daarvan. Het album bevat een aantal korte nummers die fraaie schetsen zijn van een bepaald idee of geluid. Zo is er het korte Tuba Melt, een avantgardistisch stuk tubamuziek dat zo bewerkt is dat het, jawel, klinkt alsof het instrument smelt, en Rome, een minimalistisch en romantisch stukje muziek met piano, getokkelde akoestische gitaar en Mellotronfluit. De nadruk ligt echter op langere, complexer opgebouwde tracks als Asshole Vote en Every Dead Indian. Deze composities zijn eindeloos fascinerend in hun rijkdom en zijn doorspekt van subtiele verwijzingen naar andere groepen, zoals Pink Floyd ten tijde van “Atom Heart Mother”. Olsson en Lundberg spelen continu met de verwachtingen van de luisteraar, maar desondanks hebben alle nummers een overtuigende interne samenhang.
Met “Necroplex” hebben Olsson en Lundberg, die beiden al een indrukwekkende staat van dienst hebben, nog een fraai werkstuk bijgeschreven op hun CV. Zowel qua stijl als wat kwaliteit betreft maakt Necromonkey geen alledaagse muziek. Liefhebbers van spannende Scandiprog of zelfs avantprog-aficionado’s kunnen hieraan hun hart ophalen.