De jubileumeditie vorig jaar duurde drie dagen. Dat is kennelijk goed bevallen, want ook dit jaar kon het publiek zich weer drie dagen lang onderdompelen in zeer afwisselende prog. Hoewel er veel te genieten was, lag het niveau toch iets lager dan een jaar geleden. Spock’s Beard, Hawkwind en tributeband The Music Box als slotacts, tsja, wat zal ik er van zeggen… dat steekt toch schril af tegen Camel en Steve Hackett.
Het weer was geweldig en de Freilichtbühne bij de Loreley, hoog boven de Rijn, is een magnifieke locatie. Dus konden de duizenden bezoekers, wel minder dan vorig jaar, er in een zeer ontspannen sfeer heerlijk voor gaan zitten, liggen, staan of rondlopen.
Vrijdag 15 juli
Lion Shepard
Het lijkt me geen pretje een driedaags festival te moeten openen. Gelukkig zat er al aardig wat volk op de trappen van het amfitheater om naar deze nieuwe Poolse band te kijken. De mannen van Lion Shepard hebben goed geluisterd naar hun langgenoten van Riverside. Ze speelden veel van hun debuut cd “Hiraeth” uit 2015 en mixten knap wereldmuziek met de zo bekende Poolse klanken.
Subsignal
De klanken van Subsignal bleken een probaat middel om het nog wat duffe festivalpubliek wakker te schudden. Deze eerste van maar liefst zes Duitse bands speelt aanstekelijke progmetal. Vooral de mooie vocale partijen vallen op. De band heeft met Arno Menses een uitstekende zanger in huis, terwijl medeoprichter Markus Steffen zijn partijtje op gitaar heel goed mee kan blazen.
Mostly Autumn
Bij de Britten van Mostly Autumn weet je wat je krijgt. Progressieve rock met Keltische- en folkelementen. Brian Josh laat bij het eerste nummer Out Of The Inn zijn gitaar direct al vlammen. Olivia Sparnenn etaleert haar fraaie stemgeluid voor het eerst goed in Drops Of The Sun. We horen en zien een set met stevige nummers afgewisseld met ingetogen stukken. Op Evergreen brengt Anne-Marie Helder nog wat extra sfeer toe met de dwarsfluit. Het wachten was op een van de klassiekers. Aan het slot kwam die ook, met Heroes Never Die. Het al behoorlijk toegestroomde publiek kon die drie woorden heerlijk meebrullen, met de onvermijdelijke splijtende gitaarsolo van Josh als apotheose.
Anekdoten
Dan is het de beurt aan het eerste Scandinavische optreden. De sferische muren van geluid die Anekdoten het publiek in slingert, kwamen wel binnen. Al moet gezegd dat je hiervoor wel in de stemming moet zijn. Mellotronfans gingen er eens goed voor zitten, want deze Zweden doordrenken hun muziek met dit vintage instrument. De composities hebben een zekere monotonie in zich, maar zitten uitstekend in elkaar. Uiteraard werd geput uit de meest recente cd “Until All The Ghosts Are Gone”, maar ook ouder werk werd uit de kast gehaald.
Lucifer’s Friend
Als opwarmertje voor de finale van de vrijdag trad een groepje echt oude rockers aan. In 1970 bracht Lucifer’s Friend hun hun eerste lp uit en ze maken nog altijd vol enthousiasme muziek. Het is tamelijk recht toe recht aan stevige rock wat de klok slaat. Onmiddellijk gaan de gedachten uit naar Uriah Heep en Deep Purple, al ligt het niveau bij deze vrienden wel een treetje lager. Voor diepgang en verfijning kun je beter niet bij deze oosterburen aankloppen. Hele aardige muziek voor een feestje (of een festival?), maar dit zit toch wel op het randje (of er net overheen) van wat wij prog noemen. Misschien wat oneerbiedig van mij, maar ik karakteriseer Lucifer’s Friend toch een beetje als opvulling voor het programma.
Spock’s Beard & Neal Morse
Spock’s Beard had het plan opgevat om de klassieke dubbel cd “Snow” uit 2002 integraal uit te voeren op Night of the Prog. Alle bekende oud-leden werden hiervoor opgetrommeld. Zo leidde alleskunner Neal Morse de band kundig door dit epos en was ook drummer Nick d’Virgilo van de partij. Energiek zong en speelde Morse de 26 nummers aan elkaar, inclusief de toetsenuitspatting van Ryo Okumoto. “Snow” is niet het meest toegankelijke werk van de Beard, dus bleven all time klassiekers zoals With Your Kiss en She Is Everything in de kast. Wat mij betreft jammer, want dik twee uur “Snow” vind ik wat veel van het goede.
Zaterdag 16 juli
Seven Steps to the Green Door
Steven Steps to the Green Door had de eer de zaterdag te mogen openen. En dat deden ze meer dan verdienstelijk. Met “Fetish” bracht de band vorig jaar een fraai album uit dat uiteenlopende invloeden laat horen (o.a. Spock’s Beard en Phideaux), die op een geraffineerde manier in een eigen geluid zijn gemixt. Hieruit werd rijkelijk geput met behoorlijk lange nummers. Mooi afwisselend, prettige instrumentale passages, waarbij Marek Arnold lekker tekeer gaat op Hammond en fijne samenzang tussen Anne Trautmann en Lars Köhler. Van ingetogen subtiele stukken, via vloeiend lopende melodieuze klanken naar tegendraads jazzy geluid. Een lekker begin van de zaterdag.
Frequency Drift
Het werk van het Duitse Frequency Drift wordt nog al eens omschreven als cinematografisch. Filmisch dus, ook wel te vertalen als ‘lastig’. Een bijzonder gezelschap met een even bijzonder instrumentarium. Zo vaak treffen we niet een harp aan op een progpodium. Nerissa Schwarz bespeelt dit instrument en daarnaast ook de Mellotron. Het andere vrouwelijke lid Nadja Jaye zingt en bedient de aparte theremin. Het zijn stuk voor stuk goed muzikanten, maar in mijn beleving klopt de muziek op een of andere manier niet. Ik vind de verschillende onderdelen van de muziek niet als een ensemble klinken. Jaye zong er regelmatig tegenaan en stond ogenschijnlijk stoïcijns (of op van de zenuwen?) op het podium. Alles bij elkaar bleef het publiek (nou ja, ikzelf in elk geval) wat in vertwijfeling achter.
Gens De La Lune
Vorig jaar leverde Lazuli de Franse inbreng, dit jaar was het de beurt aan Gens De La Lune. Ook dit bonte gezelschap wist voor de nodige spektakel te zorgen. De excentrieke zanger Damien Chopard (in pak, met bolhoed) en de clowneske toetsenman Francis Décamps trokken de aandacht flink naar zich toe. Veel beweging op het podium, iets dat zeker aansloeg bij het publiek. Maar ondertussen maakten deze heren ook nog eens goede en aanstekelijke muziek, uiteraard met een Franse inslag, dus met de nodige jazzy elementen. Een waar feestje om deze compagnie aan het werk te zien.
RPWL
Voor mij een van de hoogtepunten was het optreden van RPWL. Zanger/toetsenist Yogi Lang verzorgde een geweldig optreden. Lang’s verhalen tussen de nummers door waren grappig en zeer vermakelijk en wat was het antwoord van de band op de door Lang zelf opgeworpen vraag: wat is prog eigenlijk? Een knap in elkaar gezette medley van korte stukje van klassieke prognummers sloeg erg aan. Dat PRWL een sterke band met Pink Floyd heeft maakten ze in hun muziek goed duidelijk. Ik vond de stem van Lang niet altijd super doorkomen, maar vooral in de uitgesponnen muzikale stukken raakte het Duitse gezelschap uitstekend op dreef, zeker ook met de extra toetsenman in de geleden.
Focus
De tijd lijkt op Thijs van Leer geen vat te krijgen. Hij speelt nog als een jonge hond en vermaakte het publiek al bij het afstemmen. Met good old Pierre van de Linden en twee jonge kompanen zette hij een fraaie set neer. Hij wisselde klassieke dwarsfluitstukken af met nieuw en oud werk van Focus. Dat blijkt nog altijd te staan als een huis. Klassiekers als Hocus Pocus, Sylvia en Focus I en III konden niet uitblijven. Van Leer was geroerd door het enthousiasme van het publiek en had er zichtbaar de pest in dat hij door de onverbiddelijke festivalklok gedwongen was het podium te verlaten.
Peter Pankas Jane
Peter Panka overleed in 2007, sindsdien is zijn naam verbonden aan de bandnaam. De laatste Duitsers op het podium plaats ik in het rijtje twijfelgevallen voor wat betreft deelname aan een progfestival. Het is met name stevige rock wat deze mannen laten horen. Met een beetje goed wil kun je dit symfonische hardrock noemen. Jawel, ze hebben een toetsenist in hun midden, maar zijn rol is beperkt. Ook deze mannen waren begin jaren ’70 al actief. Zij hebben rock & roll in hun repertoire, maar een goede vleug blues schuwen de mannen ook niet. Niklas Turmann wist zich op gitaar nog enigszins te onderscheiden.
Hawkwind
De slotact op zaterdagavond moet een van de hoogtepunten van het festival zijn. Dat viel voor nogal wat mensen tegen. De muziek van Hawkwind moet je liggen. De wortels van deze Britse spacerockband liggen in de jaren ’60 en ze gaan onverdroten voort. Aan interactie met het publiek doen Dave Brock en Nik Turner niet. Het geluid is hard en zeker als je het voor het eerst hoort lastig te doorgronden. De psychedelische beelden op het videoscherm versterken de aandrang (voor een deel van het publiek) om in hoger sferen te geraken. Dat een flink aantal bezoekers het festivalterrein verliet terwijl de spacerockers nog bezig waren, is een veeg tegen.
Zondag 17 juli
Knifeworld
Een verfrissende opening van de dag stond het publiek te wachten op zondag. Het door de uit Iran afkomstige Kavus Torabi in 2009 opgerichte gezelschap trad het publiek tegemoet met niet minder dan drie blazers (saxofoon, fagot) in de gelederen. Die zorgen voor het nodig geblazen bombast om de psychedelische rock luister bij te zetten die associaties oproept met Van der Graaff Generator en The Cardiacs. De zang van Torabi is prima verzorgd, zeker in samenzang, en verder is het erg wennen als je deze muziek voor het eerst hoort. De muziek heeft een stevige basis en alle elementen bij elkaar zorgen er wel voor dat je goed wakker wordt.
Anima Mundi
De Koningen van de Prog van Cuba stonden wat mij betreft veel te vroeg op de (zon)dag geprogrammeerd. Gitarist Roberto DÃaz wist het gezelschap tot grote hoogten op te stuwen. Vier nummers van de prachtige nieuwe cd “I Me Myself” stonden op de setlist en één klassieker als afsluiter, Cosmin Man. Toetseniste Virginia Perazza haalde het beste uit zichzelf naar boven en de nieuwe zanger Michel Bermudez was ook prima op stem. De fraaie composities, met het geweldige gitaarspel, zeker in combinatie met het toetsenwerk van Perazza, werden erg goed uitgevoerd. De band vond het een grote eer hier te mogen spelen en had het liefst de dag volgemaakt.
Lifesigns
Lifesigns heeft op een of andere manier een typisch Brits geluid. Een groep klasse muzikanten die behoorlijk aan de weg timmert: toeren met Marillion en dan Loreley aandoen. Mooie melodieën en sterke zang zijn kenmerkend voor dit gezelschap. Ze schotelen knappe composities voor met een belangrijk aandeel voor John Young op toetsen en zang, maar vlak ook Niko Tsonev op gitaar niet uit. Deze band die in 2013 hun eerste cd het levenslicht deed zien kan een grote toekomst tegemoet gaan. Muziek om echt eens goed voor te gaan zitten, om alle elementen goed in je te kunnen opnemen. En dat deed het publiek dan ook.
Magic Pie
Een dolenthousiast groepje Noren kwam eigenlijk maar voor één ding: Magic Pie. Hun landgenoten hebben nog al wat tijd nodig om hun muzikale ideeën uit te leggen. Na vier nummers was hun set voorbij. Magic Pie maakt een soort bijna ouderwetse klassieke symfo met, zoals gezegd heel erg uitgesponnen nummers, veel tempo- en sfeerwisselingen, met voldoende ruimte voor de het nodige solowerk. De intro’s kunnen wedijveren met die van Spock’s Beard, maar ook Transatlantic en de steverige broers Kansas en Deep Durple kun je terug horen in de heerlijke melodieuze klanken van deze Scandinaviër. Dat Noorse publiek heeft eigenlijk helemaal gelijk met hun keuze.
Carl Palmer’s Emerson Lake and Palmer Legacy
Eerder dit jaar is toetsenlegende Keith Emerson ons ontvallen. Al heel lang speelt de drummer van Emerson Lake & Palmer Carl Palmer het werk van deze legendarische Britse band als een soort eerbetoon. Nu krijgt de vertolking van klassiekers als Peter Gun, Fanfare For The Common Man en (een stukje) Pictures At An Exhibition een extra lading. Wie zou het aandurven de toetsenpartijen van Emerson over te nemen? Niemand! Het ELP oeuvre kende een uitvoering zonder toetsen. Twee uitstekende muzikanten vervingen dit onvergetelijke geluid op gitaar / Chapman Stick en dat leverde een verrassend en prachtig resultaat op. Geen zang, dus geen vervanging van Greg Lake. Palmer is een rasartiest die het publiek ontspannen en geroutineerd weet te onderhouden en nog altijd drumt als een duivel. Badend in het zweet neemt hij na afloop het ovationele applaus in ontvangst.
The Musical Box
Helemaal uit Canada komt The Musical Box. Het leidt geen twijfel dat dit een Genesis tribute band is. TMB speelt hele oude werken en concerten van Genesis zo natuurgetrouw mogelijk na. Geheel in het wit uitgedost verscheen het gezelschap op het podium om nummers van voor “Selling England By The Pound” te vertolken. Tot aan het instrumentarium en een kolderieke aankleding van ‘Peter Gabriel’ weet de band Genesis tot in de perfectie te imiteren. Steve Hackett zat vroeger vast ook een heel concert lang op een stoel. Zo kwamen The Knife, Supper’s Ready en Watcher Of The Skies voorbij, maar ook nummers die nog nooit gespeeld waren. Een waar el dorado voor de verstokte jaren ’70 symfoliefhebbers dus, en daar waren er veel van aanwezig. Je kunt er wel je vraagtekens bij zetten of je als slotact van een driedaags festival een tributeband die uitsluitend werk van 40-45 jaar oud speelt moet programmeren.
Verslag: Fred Nieuwesteeg
Fotografie: Guido Brand en Fred Nieuwesteeg
The Musical Box
Helemaal uit Canada komt The Musical Box. Het leidt geen twijfel dat dit een Genesis tribute band is. TMB speelt hele oude werken en concerten van Genesis zo natuurgetrouw mogelijk na. Geheel in het wit uitgedost verscheen het gezelschap op het podium om nummers van voor “Selling England By The Pound” te vertolken. Tot aan het instrumentarium en een kolderieke aankleding van ‘Peter Gabriel’ weet de band Genesis tot in de perfectie te imiteren. Steve Hackett zat vroeger vast ook een heel concert lang op een stoel. Zo kwamen The Knife, Supper’s Ready en Watcher Of The Skies voorbij, maar ook nummers die nog nooit gespeeld waren. Een waar el dorado voor de verstokte jaren ’70 symfoliefhebbers dus, en daar waren er veel van aanwezig. Je kunt er wel je vraagtekens bij zetten of je als slotact van een driedaags festival een tributeband die uitsluitend werk van 40-45 jaar oud speelt moet programmeren.