“Quarante Jours Sur Le Sinaï” is, na het titelloze debuut uit 1998 en de minicd “Nocturnes” van één jaar later, het derde album van het uit Frankrijk afkomstige gezelschap Nil. Volgens de hoes bestaat het album uit twee lange aktes, maar wanneer de cd wordt afgespeeld blijkt dat dit tweetal in feite één lang nummer vormt. Dit lange stuk bestaat weer uit maar liefst 29 (!) losse nummers, variërend in lengte van twaalf seconden tot bijna vijf minuten.
Het album opent met een korte muzikale introductie. Deze prelude staat eigenlijk los van de twee aktes, want pas bij het derde nummer is de proloog van de eerste akte, Atlantis, te horen. Na deze proloog volgen achtereenvolgens de hoofdstukken Exil, Osiris, Isis, Thot, Nil, Théocratie, MRI en Moïse. Het album wordt vervolgens afgesloten met een titelloos epiloog. Dit verklaart overigens meteen waarom de totale lengte van de cd langer is dan die van de twee acts bij elkaar…
Uit het boekwerkje blijkt eveneens dat het verhaal achter het album geïnspireerd is door het Oude Egypte. Dit verhaal wordt door een blinde harpist, Pschent, aan de Griekse filosoof Solon verteld en is voor een belangrijk deel gebaseerd op Mozes’ 40 dagen durende verblijf op de berg Sinaï. Om dit ambitieuze concept tekstueel fatsoenlijk uit te kunnen dragen, maakt Nil gebruik van allerlei citaten en zinsneden uit de klassieke literatuur (Plato, Plutarchus, Alfred de Vigny). De band gebruikt daarnaast ook enkele teksten op sarcofagen, piramides en zelfs één enkele passage uit het Oude Testament! Door het inventief inlassen van deze bronnen wint het album veel aan authenticiteit.
De Franse tekst van het boekje is helaas niet voor iedereen te begrijpen. Om die reden heeft Nil dan ook het merendeel van deze tekst laten vertalen in het Engels. Daarnaast bevat het boekje ook een heuse bibliografie met allerlei interessante literatuur en artikelen over de Egyptische mythologie. Volgens mij is dit een unieke en tevens zeer lovenswaardige methode om de luisteraar een goed middel aan te reiken om zo meer over deze cultuur te weten te komen. Deze zeer uitgebreide lijst met allerlei uiteenlopende bronnen maakt wel meteen duidelijk waarom de voorbereidingen voor dit project ruim drie jaar in beslag hebben genomen.
Alle Franse teksten, citaten en zinsneden ten spijt, blijkt “Quarante Jours Sur Le Sinaï” vooral een instrumentaal werkstuk te zijn. Daarbij doen enkele muziekpassages en vooral de structuur van het album mij denken aan Music Inspired By The Snow Goose van Camel en het werk van Ayreon, maar dan lang niet zo bombastisch zoals dat bij de laatstgenoemde vaak het geval is. Omdat het verslag van Pschent zich in het Oude Egypte afspeelt, herbergt de muziek ook enige invloeden uit dat land. Wanneer de band deze vermengt met de traditionele(re) progressieve muziek, resulteert dit in even originele als verrassende combinatie.
De voornamelijk instrumentale composities volgen feitelijk de sfeerwisselingen van het relaas van de blinde harpist. Daarbij maakt de band gebruik van elementen uit prog, symfo, metal, ambient, wereldmuziek, klassiek, jazz en avant-garde. Door deze uitermate brede oriëntatie zijn de muzikale referenties niet eenvoudig aan te wijzen. De manier waarop Nil de arrangementen af en toe verrijkt met klassieke instrumenten als cello, harp, kerkorgel en fluit doet mij echter af en toe denken aan Isildurs Bane of After Crying. Andere mogelijke referenties zijn landgenoten als Shylock, Pulsar en Halloween.
De 29 muziekstukken variëren van energieke en levendige muziek met stevig gitaarwerk van David Maurin tot de wat meer serene en introverte passages met fraaie zang van Roselyne Berthet, die zich inmiddels bij de band heeft vervoegd. Het spel van toetsenist Benjamin Croizy fungeert daarbij als de spreekwoordelijke rode draad, waarbij hij nimmer nadrukkelijk op de voorgrond treedt. Hij gebruikt daarvoor ook enkele instrumenten uit vervlogen tijden, zoals een mellotron, een hammondorgel, een akoestische piano, een Korg MS20 synthesizer en een heus kerkorgel. Het nuttige en vaak fretloze basspel van Samuel Maurin en het dienende drumwerk van Frank Niebel verschaffen daarbij de arrangementen van een solide, doch niet geheel consistente, basis.
Om de vertelling van de harpist muzikaal beter tot zijn recht te laten komen wordt het vijftal op “Quarante Jours Sur Le Sinaï” ondersteund door enkele gastmusici. Onder hen bevinden zich harpist François Pernel, zanger Eric Vedovati, celliste Anne Cayrol, saxofonist Hervé Franconi, zangeres Samy Cyr en, als laatste, Audrey Casella, die de rol van verteller vervult. Deze grote diversiteit aan instrumenten en muzikanten stelt het gezelschap in staat om veelvuldig van strekking en ambiance te wisselen.
Daarmee zijn we aangekomen bij het grootste, en belangrijkste, manco van “Quarante Jours Sur Le Sinaï”. Deze talrijke wisselingen en overgangen zorgen er immers voor dat het relaas van Pschent nergens als één muzikaal homogeen stuk overkomt. Voordat de luisteraar in staat is om van een bepaalde passage te genieten, schakelt de band immers alweer over naar een andere. Het moge duidelijk zijn dat deze vaak fragmentarische muziek op het album niet eenvoudig verteerbaar is.
Deze grote variatie aan en continue opeenvolging van muzikale ideeën hebben tot gevolg dat het concept niet de tijd krijgt om tot een volledige ontwikkeling te komen. De band gunt de luisteraar immers nauwelijks tijd om zich in een bepaald stuk te kunnen verdiepen. Mede om die reden komt het gedurfde project, zelfs na het album meerdere malen te hebben beluisterd, mij nog steeds als een te ambitieus en te gewaagd idee over. De band is in mijn ogen domweg niet in staat om het hele idee op een heldere en duidelijke manier muzikaal te verwoorden.
Ik kan dan ook niet anders dan tot de conclusie te komen dat Nil, evenals talloze groepen binnen ons favoriete genre, duidelijk te hoog heeft gegrepen met “Quarante Jours Sur Le Sinaï”. Dit is weer een karakteristiek voorbeeld van een band die zich vertilt aan de hoge mate van zwaarlijvigheid van een in potentie goed idee. Feitelijk blijft de uitvoering van het hele project duidelijk achter bij het plannen van het stuk. De band had beter een deel van de tijd, die ze nu in het concept geïnvesteerd heeft, besteed aan het componeren en arrangeren van een beter passende en coherentere muzikale begeleiding.
Omdat de laatste jaren enkele overambitieuze en vaak vergezochte conceptalbums zijn verschenen, was ik nogal terughoudend om dit nieuwe werkje in mijn speler te stoppen. Helaas moet ik met dit album dan ook tot de conclusie komen dat mijn aanvankelijke aversie niet voorbarig is geweest. Het zwaarlijvige concept wordt muzikaal gedreven vertolkt, maar ook Nil is spijtig genoeg niet in staat om enkele valkuilen die gepaard gaan met thematische albums te omzeilen. De muziek is beslist niet slecht te noemen, maar het monumentale concept verdient een minstens even monumentale muzikale omlijsting. Je stopt een Rembrandt toch ook niet in een lijstje van de Xenos?
Frans Schmidt