Wie de muziek van No-Man volgt in de jaren tussen pakweg 1993 en 2003 merkt dat in die tien jaar het jasje van de gezamenlijke composities van Tim Bowness en Steven Wilson behoorlijk verandert. Van het poppy-geluid op de eerste ep’s is op “Wild Opera” (1996) weinig overgebleven. Twee jaar later verschijnt de ep “Carolina Skeletons”; de voorbode van het pas in februari 2001 verschenen “Returning Jesus”.
Juist als dat vierde album uitkomt, staat Wilson aan de vooravond van een Europese tournee met Porcupine Tree. Bijna geruisloos zet hij het album in de merchandise stand naast “Lightbulb Sun”. Twee fraaie werken die als dag en nacht van elkaar verschillen. Wilsons bijdrage op beide albums is even dominant, maar uit de samenwerking met Bowness put hij een geheel andere kracht. Zijn strategie blijft niettemin hetzelfde: nooit stilstaan, altijd vooruit.
Die krachtige wisselwerking tussen beiden is wat “Returning Jesus” nog immer tot een mijlpaal in de catalogus van No-Man maakt. Een collectie wijdse en introspectieve songs, vol flarden (modern) klassiek, jazz, soul en ambient, waarin Wilson en Bowness niet over één nacht ijs zijn gegaan. Ideeën dateren al van eind jaren tachtig (Close Your Eyes) en ook de productietijd beslaat ruim drie jaar. Daarin werken de heren samen met drummer Steve Jansen, trompettist Ian Carr en gitarist Ben Christophers, evenals Porcupine Tree-bassist Colin Edwin. Iemand die met zijn eclectische spel prima past in de koers die No-Man dan vaart.
Daarom is het bij deze heruitgave een extra verdienste dat de bonus-cd inzicht geeft in dat proces van verandering. Vooral in Lighthouse en Until Tomorrow is dat goed hoorbaar. Van demo naar albumversie, de benadering is net weer even anders. De verfijning, de combinatie van instrumenten, maar vooral de rust en artistieke vrijheid die de plaat in zijn definitieve vorm uitstraalt betaalt zich na die lange voorbereidingstijd volledig terug. Wat dat betreft is de tekst van het titelnummer een rake metafoor: ‘Slow it all down, it always moves too fast’.
Alhoewel er voor de verzamelaar weinig nieuws onder de zon is – de meeste tracks op de tweede cd verschenen al eens op EP’s en de uitgebreide vinylversie op Tone Float in 2006 – siert het Kscope om dit album in de reeks heruitgaven van No-Man werk zo aan te pakken. Tim Bowness geeft in het boekje een interessante kijk op ‘the making of’. De recente remastering van Wilson houdt gelukkig het dynamische en prachtige transparantje randje intact dat “Returning Jesus” zo waardevol maakt.
Klinkt deze subliem opgenomen plaat ruim vijftien jaar oud? Nee, verre van dat. Deze collectie songs zou zomaar kunnen uitgroeien tot de meest tijdloze in het oeuvre van de groep. De tijd zal het leren. Vaststaat dat de reis naar een haast Steely Dan-achtige perfectie zelden zo geslaagd is als op dit coherente album. Less is more, het blijft de belangrijkste strekking binnen de muziek van No-Man.
Wouter Bessels
Wie de muziek van No-Man volgt in de jaren tussen pakweg 1993 en 2003 merkt dat in die tien jaar het jasje van de gezamenlijke composities van Tim Bowness en Steven Wilson behoorlijk verandert. Van het poppy-geluid op de eerste ep’s is op “Wild Opera” (1996) weinig overgebleven. Twee jaar later verschijnt de ep “Carolina Skeletons”; de voorbode van het pas in februari 2001 verschenen “Returning Jesus”.
Juist als dat vierde album uitkomt, staat Wilson aan de vooravond van een Europese tournee met Porcupine Tree. Bijna geruisloos zet hij het album in de merchandise stand naast “Lightbulb Sun”. Twee fraaie werken die als dag en nacht van elkaar verschillen. Wilsons bijdrage op beide albums is even dominant, maar uit de samenwerking met Bowness put hij een geheel andere kracht. Zijn strategie blijft niettemin hetzelfde: nooit stilstaan, altijd vooruit.
Die krachtige wisselwerking tussen beiden is wat “Returning Jesus” nog immer tot een mijlpaal in de catalogus van No-Man maakt. Een collectie wijdse en introspectieve songs, vol flarden (modern) klassiek, jazz, soul en ambient, waarin Wilson en Bowness niet over één nacht ijs zijn gegaan. Ideeën dateren al van eind jaren tachtig (Close Your Eyes) en ook de productietijd beslaat ruim drie jaar. Daarin werken de heren samen met drummer Steve Jansen, trompettist Ian Carr en gitarist Ben Christophers, evenals Porcupine Tree-bassist Colin Edwin. Iemand die met zijn eclectische spel prima past in de koers die No-Man dan vaart.
Daarom is het bij deze heruitgave een extra verdienste dat de bonus-cd inzicht geeft in dat proces van verandering. Vooral in Lighthouse en Until Tomorrow is dat goed hoorbaar. Van demo naar albumversie, de benadering is net weer even anders. De verfijning, de combinatie van instrumenten, maar vooral de rust en artistieke vrijheid die de plaat in zijn definitieve vorm uitstraalt betaalt zich na die lange voorbereidingstijd volledig terug. Wat dat betreft is de tekst van het titelnummer een rake metafoor: ‘Slow it all down, it always moves too fast’.
Alhoewel er voor de verzamelaar weinig nieuws onder de zon is – de meeste tracks op de tweede cd verschenen al eens op EP’s en de uitgebreide vinylversie op Tone Float in 2006 – siert het Kscope om dit album in de reeks heruitgaven van No-Man werk zo aan te pakken. Tim Bowness geeft in het boekje een interessante kijk op ‘the making of’. De recente remastering van Wilson houdt gelukkig het dynamische en prachtige transparantje randje intact dat “Returning Jesus” zo waardevol maakt.
Klinkt deze subliem opgenomen plaat ruim vijftien jaar oud? Nee, verre van dat. Deze collectie songs zou zomaar kunnen uitgroeien tot de meest tijdloze in het oeuvre van de groep. De tijd zal het leren. Vaststaat dat de reis naar een haast Steely Dan-achtige perfectie zelden zo geslaagd is als op dit coherente album. Less is more, het blijft de belangrijkste strekking binnen de muziek van No-Man.