De laatste jaren is er een overvloed aan bandjes ontstaan die iets produceren dat ik bij dezen ‘altprog’ wil noemen. Gezelschappen binnen dit genre maken (veelal) charmante muziek die klinkt als een soort kruisbestuiving tussen indie, britpop, shoegaze, psychedelische en progressieve rock, elektronica en The Beach Boys, en komen zo tot een soort muziek die rustig tot de progrock gerekend kan worden, maar die toch nog behoorlijke aantallen jonge mensen ‘en daarmee een groter publiek’ kan aanspreken. Veel bands binnen de VPRO- of altprog bestaan uit leuke jongens met strakke houthakkersbloezen en een hip, halflang Brits kapsel en vaak ‘voor het evenwicht en het oog van de progmeneren in het beoogde publiek’ een leuke jongedame van mid-twintig met een feeëriek zangstemmetje en een liefstoere kledingstijl. Bekende en/of interessante bands die aan deze omschrijving voldoen zijn bijvoorbeeld Pure Reason Revolution, Fields, Cyann and Ben (een beetje), Mew, Kashmir, MGMT en Elbow.
Een van de nieuwste intreders in de altprog is het Britse North Atlantic Oscillation, dat na de goed ontvangen ep “Callsigns” (2009) nu hun debuutalbum “Grappling Hooks” heeft uitgebracht. Zoals meer bands binnen het zojuist door mij gesignaleerde en benoemde subgenre van de progressieve rock maakt North Atlantic Oscillation liedjes die een uitstekende lengte hebben om niet de gebrekkige aandachtsspanne van de hedendaagse (post)puber te overschrijden, maar die toch veel weten te bewerkstelligen in korte tijd. De band heeft dit format perfect in de vingers, en “Grappling Hooks” is dan ook een behoorlijk interessant debuut.
Zoals ook het geval bij soortgelijke bands, zijn de invloeden bij North Atlantic Oscillation vrij eenvoudig op te dreunen: gedacht moet worden aan de muziek van onder andere The Beach Boys, The Beatles, Pink Floyd, David Bowie, en modernere bands als Radiohead, Sigur Rös, Interpol, Grandaddy en, vooruit, Oasis. Nochtans zijn Sam Healy, Ben Martin en Bill Walsh er wonderwel in geslaagd uit al deze inspiratiebronnen een eigen geluid te destilleren. Voortgedreven door stuwende drums vormen nummers als Hollywood Has Ended, Cell Count en Audioplastic een canvas met meerdere lagen gitaar, toetsen, Beach Boys/Pink Floyd-achtige zang, hetgeen composities tot resultaat heeft die direct pakkend zijn maar die desalniettemin niet alleen oppervlakkig interessant blijken, daar er veel ruimte is voor experiment met zowel ‘muzikale’ geluiden als noise. Daarenboven is er een mooie spanning tussen akoestische, elektrische en elektronische instrumenten; zo worden in Ceiling Poem elektronische percussie, synthesizers, echte drums en akoestische gitaar naast elkaar gebruikt, wat resulteert in een zeer geschakeerd en rijk geluid.
Hoewel de plaat doorgaans consistent van kwaliteit is, valt er desondanks een nummer ontzettend uit de toon. Het instrumentale Star Chambers is een afgrijselijk niemendalletje dat een irritante gitaarriff combineert met halfgare SEGA-bliepjes, ingeblikte koortjes, en een zevenhonderddrieënzestig-in-een-dozijn pianoloopje. Het nummer vertoont bovendien amper ontwikkeling, maar lijkt veeleer doelbewust te zijn opgebouwd als een onsamenhangende verzameling vervelende geluidjes. Het is maar goed dat het nummer direct gevolgd wordt door het mooie Drawing Maps From Memory (fraaie titel ook) en de climactische afsluiter Ritual, zodat dit instrumentale misbaksel snel vergeten kan worden.
Op deze ene misser na kan “Grappling Hooks” evenwel bestempeld worden als een prijzenswaardig debuut, dat uitstekend laat horen wat North Atlantic Oscillation in huis heeft. Veel debuten zijn voornamelijk ‘veelbelovend’, maar dit album is ook op zich al een luisterwaardige plaat. Als North Atlantic Oscillation deze koers aanhoudt en de Star Chambers in het vervolg goed op slot houdt (en bedenk wat er met de vrouwen van Blauwbaard gebeurde wanneer toch de aandrang ontstaat om de verboden kamer te openen) zouden de heren van de band weleens veel succes kunnen oogsten onder altprogliefhebbers.
Christopher Cusack