Bij gelegenheid van de recensie van de debuut ep, “Trancendence”, heb ik Progoktopus vorig jaar veel lef toegedicht. Lef blijft vooralsnog een constante factor bij dit gezelschap, wiens naam inmiddels is gewijzigd in Oktopus en wiens bezetting is teruggebracht tot een trio. Zangeres Jane Gillard heeft de band verlaten en Alistair Bell is, of heeft zichzelf gepromoveerd tot zanger.
In deze nieuwe samenstelling is het trio begin dit jaar de Aubitt Studios van Rob Aubrey ingedoken om het nieuwe album op te nemen. Rob Aubrey is in prog-kringen inmiddels een gerespecteerd producer en mag diverse prog iconen tot zijn klantenkring rekenen, zoals Transatlantic, Spocks Beard, Big Big Train, Asia en Pendragon. De opnamen werden uiteindelijk niet geleid door Aubrey, maar door één van zijn assistenten, Lewis Brown. De baas zelf heeft zich uitsluitend met de mix bemoeid. In vergelijking met de ep “Transcendence” horen we nu een veel compacter bandgeluid. Daardoor komen de uitzonderlijke kwaliteiten van de ritmesectie Roberts / Wilson nog prominenter bovendrijven. Werkelijk een genot om naar te luisteren.
Met de stem van Gillard had de band op zijn debuut een soort haat-liefde verhouding. Het was met vlagen ook een bizarre en moeizame combinatie. Met gitarist Bell in een vocale hoofdrol heeft de band een duidelijkere identiteit gevonden. Hij heeft een krachtige, vrij hoge stem, die echter met regelmaat doet vermoeden op het randje van zijn vermogen te worden aangesproken. Uit de concertrecensies van de recente tour door Groot Brittannië, samen met District 97 en The Dave Kerzner Band, blijkt dit vermoeden bewaarheid. Bell blijkt live, naarmate de set vordert, de nodige problemen te hebben met de zangpartijen.
De composities op dit album hebben weer dezelfde jonge honden benadering als op “Transcendence”. De vocale nummers zijn met name door de catchy refreinen echter een stuk toegankelijker geworden. De riffs en overgangen vliegen je weer links en rechts om de oren. Soms Zappiaans en erg leuk gevonden, soms erg vermoeiend, maar dat zijn jonge honden ook. De Rush-referenties liggen er dit keer in het komische instrumentale The Adventures Of Jerry Troutmonto (Part I) (we verheugen ons al op Part II) en het epische Minotaur wel erg dik bovenop. In The Hand On Your Shoulder komt Muse zelfs met een brede glimlach om de hoek kijken. Naast al dit muzikale geweld is er op dit album echter ook meer ruimte voor een lichtere jazzy benadering. Luister maar eens naar het titelnummer en de intro van The Hand On Your Shoulder. Daardoor komt er ook meer variatie in het, overigens toch al enigszins gekuiste, gitaargeluid.
Verspreid over het album komen drie korte soundscapes voor, waarvan de beide Discords door gitaar en basgitaar worden vormgegeven en het Japanse I Haru met melodische percussie en de enige synthesizer op dit album.
Oktopus blijft een eigenwijs, moeilijk in een hokje te plaatsen, bandje. Toch heeft dit trio in vergelijking met de debuut ep nu een gevarieerder en toegankelijker album afgeleverd. Ik zou de heren overigens wel willen aanraden om voor een volgend album meer tijd te nemen zodat er meer materiaal kan worden opgenomen. Een album van 35 minuten kan in deze tijd niet meer of zouden we dit toch als een eerbetoon aan het vroege Rush moeten zien?
Math Lemmen