Het is moeilijk genoeg een willekeurige top te bereiken, je positie handhaven is zo mogelijk nog veel lastiger. Als gemiddeld mens spreek ik niet uit ervaring, maar ik kan me er iets bij voorstellen. De periode tussen het eerste Opeth-album “Orchid” uit 1995 en het onderhavige “Sorceress” telt 21 jaar, geef of neem een maand. Gedurende deze twee decennia en een beetje, heeft Opeth met twaalf studioalbums per saldo nauwelijks aan populariteit ingeboet. Velen zullen net als ik overstag gegaan zijn bij het verschijnen van “Still Life” en in elk geval zijn blijven hangen tot en met “Ghost Reveries”. “Watershed” was een eerste voorzichtige stap naar een nieuwe muzikale koers en werd wisselend gewaardeerd. De positie van Opeth ging echter pas wankelen met het zwalkende “Heritage”. Dit album werd voorzien van prachtig artwork maar kon niet verbloemen dat de band moeite had de ambitie tot verandering vorm te geven.
Toch bleek het overgangsalbum een goede zet, want “Pale Communion” sloeg griezelig hard terug en liet zo ongeveer de ultieme balans tussen rauwe energie en authentieke prog horen. Uiteindelijk zoals bandleider Ăkerfeldt het eigenlijk altijd voor ogen had. Omdat prog zonder toetsen een lastig verhaal blijft, had men de diensten van Joakim Svalberg ingeroepen en dat beviel dusdanig goed (zowel voor band als luisteraar) dat Opeth ook voor “Sorceress” gebruik maakt van zijn kunsten.
“Sorceress” ligt (gelukkig) in het verlengde van zijn voorganger en verbindt wederom relatief stevige metal met stemmig donkere passages en jubelende prog die flink op de lijvige en gevarieerde vinylcollectie van Ăkerfeldt stoelt. De productie is daarbij ook mooi droog gehouden en voelt als een warm bad. De drums, die zeker geïnspireerd zijn door jazz, klinken naturel en zijn op zich al de moeite van het beluisteren waard. Maar productioneel is er bij Opeth sowieso niets te klagen en een remaster van dit album te zijner tijd is op voorhand overbodig.
Wat alle albums van Opeth gemeen hebben, is de hang naar avontuur. Men vertelt een verhaal en de luisteraar hangt aan de lip. Ook nu is het variatie troef, maar tegenwoordig schakelt Opeth sneller dan voorheen. De songs zijn korter en men heeft minder tijd nodig om de boodschap, doorspekt met metal, prog, symfo en folk op de luisteraar over te brengen. Hierdoor vliegt “Sorceress” in een krap uur aan je voorbij en ik verzeker je dat je aanvankelijk slechts een kwart van het geheel meekrijgt. De songs zijn enorm gelaagd en hoewel behoorlijk toegankelijk ontsluiten ze hun kracht mondjesmaat. Zo trekken op openers Sorceress en The Wilde Flowers zeer aanstekelijke ritmes de aandacht, waardoor je overrompeld en wel pas bij de tweede of derde luisterbeurt echt rust vindt om de songs te ontleden en je te verbazen over zoveel vakmanschap. Er zijn weinig bands die er zo nadrukkelijk in slagen om een belachelijke stapel muzikaal vernuft te verpakken in compacte en aanstekelijke songs.
Over het geheel bezien is het geluid op “Sorceress” nog steeds uit duizenden herkenbaar. Een song als Will O The Wisp verrast nergens maar dient vooral als brug. Zorgt voor de balans waar Opeth menig band al sinds jaar en dag de loef mee afsteekt. Chrysalis doet denken aan de “Blackwater Park” periode, maar klinkt desondanks fris en geïnspireerd. Vernieuwing is te beluisteren op het epische Strange Brew. Wat mij betreft een van de hoogtepunten op dit album. Het is grillig als bebop jazz en drummer Martin Axenrot blaast je hier echt van de sokken. A Fleeting Glance is veel subtieler in zijn benadering en fladdert melancholisch door je kamer. Maar vergis je ook hier niet, want deze song bevat veel moois. Alleen al de korte maar messcherpe gitaarsolo is noemenswaardig. Era geeft je dan richting de laatste albumgroeven nog een flink pak slaag waar je graag voor terugkomt.
Opeth komt ook in 2016 sterk voor de dag en laat horen nog altijd relevant te zijn. Je kunt ze de U2 van de progmetal noemen. Waarmee ik bedoel te zeggen dat iedereen z’n eigen hoogtepunt kiest, maar dat de band nooit verzaakt of door de ondergrens zakt. “Heritage” bedek ik dan even met de mantel der liefde. “Sorceress” bewijst deze stelling, want hoewel het niet het beste album van Opeth is (maar dan zeg je ook wat), blijft het fier overeind en bulkt het van de kwaliteit. “Pale Communion” blijft een klasse apart, maar deze opvolger bewijst dat Opeth best eens drie decennia aan de top kan blijven.