Ahh, Ozric Tentacles! Of “Ozzie’s Tentenkamp”, zoals dit gezelschap in mijn vriendenkring genoemd wordt. (Ja, met mijn vrienden kun je lachen, hoor!). We hebben het hier over het hippiecollectief rond het alternatieve genie Ed Wynne, dat altijd op de grens tussen spacerock, jazzrock, prog en dance gezeten heeft. Een band die je trouw kunt volgen of af en toe even bezoeken, die nooit echt teleurstelt en nooit (meer) verbaast.
In de afgelopen twee jaar heeft de band weer eens een aantal bandleden zien komen en gaan. Fluitkabouter Champignon heeft de band kennelijk verlaten, evenals drummer Oliver Seagle. Ed’s vrouw Brandi speelt geen gastrolletje meer, ze is op bijna alle tracks te horen. Voor de muziek maken die veranderingen overigens niet heel veel uit, al mis ik de analoge klanken van Champignon’s dwarsfluit wel.
“The Floor’s Too Far Away” opent geheel volgens verwachting met een digeridoo (of een zieke stoomboot, dat kan ook), waarna al snel een lekker sequencertje het ritme aangeeft en de synths alle kanten op bubbelen, borrelen, flieperen en sissen. We zijn weer thuis, fijn! Onder al dat gedruis spelen Brandi en Metro een funky groove die even plotseling weer stopt als de band zonder onderbreking het tweede nummer induikt. Een kek jazzy drummetje, een gruizig gitaartje, een knorrend basje en nog steeds die zwiepende synthesizers. Ritme, solo’s en sfeer, dat is het wel zo’n beetje, een echt thema hebben de Ozric’s niet nodig. Of meer dan twee akkoorden. Of een begin. Of een einde.
In Jellylips wordt een sample van een stem een knappe sequence als basis van een lange jam die Ed de kans geeft lekker te freaken op gitaar en synthesizer. Het swingt behoorlijk en Ed kan tekeer gaan als een discipel van Frank Zappa, maar het heeft verder niet veel om het lijf. En hoe meer van die nummers je draait, hoe meer je je daar aan gaat ergeren.
Ten tijde van “Jurassic Shift” had Ozric Tentacles precies dezelfde ingrediënten, maar de liedjes op die plaat waren wél sterke composities. Deze nummers zijn allemaal wel reuze smaakvol gedaan en ze klinken zonder uitzondering reuze ‘spiffy’, maar het zijn meer drones, dreunen, dan doordachte muziekstukken met thema’s of zelfs maar melodieën. Daardoor gaan ze meer dan vroeger onopgemerkt voorbij. Een Ozric Tentacles album anno 2006 klinkt kennelijk als een lekker douche-gelletje voelt: het bruist en schuimt even, maar als je onder de douche vandaan komt is het vervlogen. En da’s jammer.
Spacebase (De spellingchecker suggereert ‘spacecake’!) is ook zo’n niemendalletje. Dik 9 minuten lekkere groove en funk, zonder andere ingrediënten dan die stotterende toetsenklanken, een gitaarsolo op de automatische piloot en – volgens het boekje – synchroblips. Het lijkt wel de begeleidingstrack die Seal niet goed genoeg vond om in te zingen. Disdots heeft wel een mooie gitaarsolo en wat aardige passages, maar je wordt helemaal horendol van al die flutterende synthesizerbelletjes. Gebruikt Ed die tegenwoordig om zijn gebrek aan inspiratie te maskeren? Het heeft er alle schijn van.
Positieve uitzonderingen zijn er natuurlijk ook. Vedavox is een fijn stukje Oosterse muziek dat wel wat langer had mogen duren en in Ping, dat wel wat korter had gekund, zit een erg mooie akoestische gitaarsolo. Etherclock lijkt zowaar op een echte compositie met fraai tokkelende gitaren, breaks en meer dan twee akkoorden. Splat! Is geen wonder van compositorisch vernuft, maar met zijn snelle, sobere, kale funk is het – op zijn minst de eerste twee minuten – een verademing tussen al het gereutel. Daarna wordt de fontein met digitale fliepertjes weer opengedraaid, maar die eerste twee minuten nemen ze mij niet meer af. En om eerlijk te zijn: het nummer róckt wel!
De rest van het album is slagroom. Wel lekker, maar voornamelijk lucht.
Natuurlijk kun je Ozric Tentacles, met zijn overduidelijke affiniteit met de spacerock en de dance-scene, waar kop en staart niet de hoogste prioriteit hebben, niet vergelijken met meer compositiegerichte progacts. Stijlmiddelen als flow, dub en drones zul je bij Dream Theater weer niet vinden, ieder zijn meug, nietwaar? Maar je mag toch van een plaat verwachten dat er iets van blijft hangen, als was het maar zo lang-ie duurt. Met “The Floor’s Too Far Away” zijn Ozric Tentacles daar niet in geslaagd.
Op de website van Magna Carta staat een interview met Ed Wynne, waarin hij zich gelukkig prijst zich te kunnen concentreren op het schrijven van muziek. “I am fortunate to be able to explore any number of different musical directions”. Andere muzikale richtingen? Dát zou een goed idee zijn!
Erik Groeneweg