De band uit Wales die voor de rest van zijn carrière als een nazaat van Karnataka zal worden gezien, is alweer toe aan zijn vierde album. “Incarnate” is uitgebracht in eigen beheer en het zal bij mij de boeken ingaan als de meest tegenvallende plaat van 2014 die ik toch het vaakste draai. En dat ga ik uitleggen.
Sinds dat “S K I N” in juni 2012 bij Esoteric Antenna uitkwam, vertrok lid-van-het-eerste-uur Paul Davies, waarmee het gehalte ex-Karnataka-leden direct met 25 procent is afgenomen. Als nieuwe gitarist is ene Adam O’Sullivan ingelijfd, maar met uitzondering van het mede door hem gecomponeerde Into Temptation komt hij nog niet echt goed uit de verf.
De verwachting dat het vertrek van Paul Davies een aanzienlijke aderlating voor de band zou betekenen, is met “Incarnate” deels uitgekomen. De muziek van Panic Room was al drie platen lang erg liefjes, maar op hun vierde plaat gedraagt de band zich als het keurige, brave zusje van Karnataka. Weg zijn de lange nummers, de gedragen solo’s, weg zijn ook enig tempowisseling. Ook avontuur en muzikale ontwikkelingen zijn ver te zoeken. Is dat erg? Nee, zingt ook Anne-Marie Helder in Nothing New: ‘a brand new creation will always come from the seeds of the past’. Ja, maar Anne-Marie, het gaat er juist om dat je er wat aan toevoegt en niet eindeloos herhaalt.
Tot zover het negatieve aan “Incarnate”. Want “Incarnate” klinkt vooral erg lekker, de melodieën nestelen zich gemakkelijk in je hoofd, de productie is om door een ringetje te halen, en de muzikanten beheersen hun instrumenten als geen ander. Dat drummer Gavin John Griffiths zich toont als een ware discipel van wijlen Jeff Porcaro behoeft nauwelijks betoog, maar ik wil nog maar eens het talent van basgitarist Yatim Halimi benadrukken, die niet voor niets een prijs won bij het vermaarde PROG magazine in Groot Brittannië.
Niet alle tracks zijn even sterk, maar de opener Velocity en ook Waterfall zijn beide schoolvoorbeelden hoe je een ijzersterke popsong componeert. Ook Searching, hoewel voorzien van een wat slap refrein, heeft een sterke stuwing die het nummer aantrekkelijk maakt. Jammer alleen dat de uitstekende gitaarsolo van O’Sullivan zo naar achteren is gemixt. De dienst wordt op “Incarnate” duidelijk uitgemaakt door Jonathan Edwards en Anne-Marie Helder, die beiden verantwoordelijk zijn voor zo’n beetje alle composities. Wat dat betreft is het niet onverwacht dat de plaat sterk doet denken “Sleeping Pills and Lullabies” van Luna Rossa, het samenwerkingsverband tussen de twee dat vorig jaar uitkwam. Collega Maarten Goossensen noemde het muziek voor ’tijdens een romantische vrijpartij’ of ‘bij een croissantje op zondagmorgen’. Afhankelijk van je muzikale smaak tijdens de seks (of tijdens het eten van een croissantje) schaar ik daar “Incarnate” voor het gemak ook onder. De plaat doet mij in elk geval ook stiekem wensen dat Anne-Marie ineens stiekem iets stouts gaat doen. Mondharmonica spelen valt daar niet onder, trouwens.
Dus. Braaf en mooi tegelijk. Tamelijk gedegen. Vrij conservatief. Een beetje vermoeid. Een tikkeltje kuis. En dat alles geeft Helder zelf ook toe in (opnieuw) Nothing New: ‘And I know that you think this makes us tired, but I find it beautiful, knowing our lives are entwined’.
“Incarnate” is daarmee gemakkelijk de minste Panic Room-album tot nu toe, maar laat dat geen verhindering zijn de plaat te beluisteren, want slecht is het allerminst. Davies’ vertrek wordt vooralsnog niet goed opgevangen, maar het had allemaal veel slechter kunnen uitpakken. Nu maar hopen dat de volgende plaat, die ons vast in 2016 zal verblijden, het langverwachte meesterwerk van Panic Room zal zijn.
Markwin Meeuws