Het pad van Samsara is, zoals we allemaal weten, een term uit het boeddhisme en hindoeïsme voor de cyclus van dood en wedergeboorte. In die filosofie speelt dat zich af in de wereld van de onwetenden, een lijdensweg die wordt verergerd door verlangen, onwetendheid en aversie. Of, in dit geval, door de muziek van Path Of Samsara.
Dit Duitse gezelschap haalt op deze eerste cd de mosterd bij invloeden uit de jaren ’70 van de vorige eeuw, van Black Sabbath en Hawkwind tot Uriah Heep en 13th Floor Elevators. Het resultaat is een onwaarschijnlijk chagrijnig uurtje stonerrock waar de walmen cannabis in dikke mist uit optrekken.
Het helpt niet dat de plaat zelfs op mijn fijne boxen klinkt alsof-ie is opgenomen in een kartonnen doos onder een dikke laag turf. Onbegrijpelijk dat RPWL-voortrekker Yogi Lang hier als mastering engineer zijn naam aan durft te verbinden. Het helpt ook niet dat zanger Hoelzl (houtje?) het soort Engels bezigt dat in ‘Allo, Allo’ nog als ’té’ zou worden bestempeld (Ze madonna miet ze bieg boebies), noch dat zijn gekermde of gebrulde vocalen de grenzen van het tonale hier en daar overschrijden.
Nog erger is dat de vier heren in deze dikke vijftig minuten niet in staat blijken een originele, vindingrijke of zelfs maar knappe compositie te bedenken. Het kachelt maar door, allemaal in die zelfde sombere toonsoort, stukje rustig, stukje stevig, gitaar op standje spiff en gaan met die paddenstoel. In twee stukken wordt de zon bezongen, maar op dit album schijnt ze niet.
Het enige lichtpuntje verschijnt bij de dubbele leadgitaarlijnen die in sommige stukken voorbij komen. Die zijn knap gedaan en brengen wat variatie in de eentonigheid. Jammer dat de mannen dat zelf niet lijken te snappen en dit kunstje maar sporadisch toepassen.
Het is niet ondenkbaar dat een concert van Path Of Samsara een energieke ervaring is. Afgaande op de brulrock die het viertal hier en daar toepast, kan ik me daar live van alles bij voorstellen. Op dit album is het allemaal echter even mat, muf en middelmatig. Melig meurende mineurmuziek.
Erik Groeneweg