Als op 4 november 2013 “Paris”, het vijfde soloalbum van Pendragon-bassist Peter Gee, verschijnt is er nog niks aan de hand. Parijs is gewoon de stad van de liefde, de stad waar het leven mooi is, waar de terrasjes druk en gezellig zijn, waar de Eifeltoren hoog is en de Arc De Triomphe imponerend. Maar dan. Op 13 november 2015 vinden 130 mensen de dood als een stel zieke terroristen hun Kalasjnikovs leegschieten. 350 mensen raken gewond. Vanaf die dag is alles anders en zal Parijs altijd worden geassocieerd met deze afschuwelijke terreurdaden. Woorden schieten tekort, troost valt eigenlijk niet te bieden. Berusting en terugdenken aan hoe onbezorgd het was zullen de wond moeten helen. Een cd-tje mag in deze dan wel een kleinigheid zijn, het gevoel is er niet minder om. Zo is het onmogelijk om niet aan de schietpartijen te denken als je naar het hier besproken album luistert en ik zeg met grote nadruk dat deze cd al twee jaar voor de aanslagen is gemaakt. Gee weet als geen ander sfeer te creëren. “Paris” is een prachtig melancholiek product dat bol staat van de hartstocht. Het is een plaat waar de domineeszoon allerlei Bijbelteksten relateert aan een liefdesverhaal in de wereldstad en hoewel ik niet gelovig ben, raakt de muziek me tot op het bot, zeker op dit moment.
“Paris” is eigenlijk nu al een monument. Met deze cd trekt Gee de stijgende lijn van het niveau dat hij op zijn vorige albums laat horen onverminderd door. Het feit dat hij daarbij geen spectaculaire fratsen nodig heeft, siert hem. Ditmaal heeft hij zo goed als nergens de doos met extravaganza opengetrokken. Dat Gee uitblinkt in bescheidenheid is natuurlijk allang bekend, zeker bij liefhebbers van Pendragon die zijn gedienstige opstelling al jaren kennen. De kracht van “Paris” zit hem dan ook in de composities welke hij mag rekenen tot zijn beste. De melodieën, de harmonieën, de thema’s en de arrangementen zijn waar dan ook uitmuntend. Het album kent geen enkel zwak moment waardoor je automatisch in de flow van de muziek mee gaat. Dat het allemaal zo lekker loopt, mag ook op het conto worden geschreven van Jadis-drummer Steve Cristey, en niet zómaar een beetje. Cristey voelt feilloos aan wat Gee bedoelt en dat resulteert in sprankelende drumpartijen.
Globaal gezien kun je stellen dat Gee een geluid laat horen dat klinkt als een mix van Genesis en Steely Dan. Het is niet nieuw voor hem, die dan weer dragende en dan weer groovy sound. Ook is het niet vreemd dat Gee komt met een pittig nummer, dat hier en daar wat poppy klinkt en dat er zelfs ruimte is voor een stuk donkerte. Gee toont zich meer dan ooit een voortreffelijke songsmid die alles in goede banen weet te leiden. Het is alsof hij bovenop de Eiffeltoren staat om zijn plannen te smeden en er vervolgens vliegensvlug weer afklautert om ze uit te voeren. Er zit eenheid in het geheel.
Dat de variatie van de vijftien nummers ongekend groot is, is iets dat je op je klompen kan aanvoelen. We hebben het hier immers over een ervaren rot. Het afwisselen doet zich voor in allerlei lagen en is dus veel meer dan zomaar een potje diversiteit. De verscheidenheid van “Paris” komt naar voren in zowel de stijl van de muziek als de keuze voor de zangers die de klus mogen klaren, waarbij het opvalt dat de eerste helft van het album beduidend meer schommelt dan de tweede. Het album laat zich dan ook duidelijk in tweeën splitsen.
Hoewel deze indeling nergens daadwerkelijk gehanteerd wordt, gebruik ik hem toch. Hier is fase één. Na het walsende accordeonintro van La Ville Des Amoureux dat je meteen in hartje Parijs doet wanen, is het Damian Wilson die je met het dampende hardrocknummer Rock ‘N Roll rechtop in je stoel weet te krijgen. De altijd vol passie zingende Wilson is ook te horen in het funky Dancer, een toegankelijk nummer. In The Flame waarin de heldere basgitaar van Gee trouwens lekkerder dan lekker klinkt, is het qua zang de beurt aan de broer van Wilson en horen we dus de wat wankele stem van Paul. Dat de muziek van Gee een dergelijke emo-stem goed kan hebben is al te horen op “Heart Of David” uit ’93, het debuut. Op naar de volgende zanger. In A Divided Heart mag Steve Thorne zijn stembanden laten klinken en de wetenschap dat hij op het leeuwendeel van “Paris” de leadvocalen doet, kan niet anders dan met een portie innerlijk gejuich ontvangen worden. A Divided Heart is een geweldige voorbode, een gedragen nummer met lekker pianospel en mooie gitaartokkels,maar bovenal is daar die bronstige, Phil Collins-getinte stem van Thorne. Deze fase sluit af met het instrumentale Renaissance en is dit Anathema-achtig of is dit Anathema-achtig? Het is in elk geval een grote verrassing en daar heeft “Paris” absoluut baat bij.
Vijf van de zeven nummers in de tweede fase zijn ballades en dat is een gemiddelde waar menig collega-artiest zich niet aan zal wagen. Gee weet dat hij zich geen buil zal vallen met een zanger als Steve Thorne in huis. Er komen prachtige nummers voorbij als Summer Love, Romance en het titelnummer Paris, terwijl in When Heaven Touches Earth en het opzwepende Soul Cry zelfs die gedragen sfeer hangt. “Paris” sluit af met het zalvende Take Me Home dat het gevoel oproept, ik wil nog niet naar huis.
Ik heb geen spoedcursus “Paris”-liken gevolgd, dat ging vanzelf. De muziek logenstraft het idee dat de cd door de geschiedenis achterhaalt zou zijn.” Paris” is een album met eeuwigheidswaarde en ik hoop dan ook dat de kleinkinderen van mijn kleinkinderen hem nog met plezier zullen draaien, ongeacht het medium.