Om het materiaal van met name “Sitting Targets” live fatsoenlijk te kunnen uitvoeren, richtte Peter Hammill in 1981 de K Group op. Van der Graaf Generator-collega Guy Evans bleef hangen vanuit de opnames van genoemde plaat en toegevoegd werden gitarist John Ellis en eveneens ex-VdGG bassist Nic Potter. Er werd zelfs voor ieder bandlid een heuse ‘alias’ bedacht. Ellis was ‘Fury’, Evans ‘Brain, Potter ‘Mozart’ en Hammill zelf ‘K’. In deze samenstelling werden twee platen en een live-plaat gemaakt. Het is niet moeilijk voor te stellen – en commercieel waarschijnlijk verstandiger – dat deze twee uitstekende platen onder de naam Van Der Graaf (Generator) waren uitgebracht. Feitelijk vertonen beide platen eenzelfde transformatie die ook King Crimson aan het begin van de jaren ’80 weer onder de aandacht van het grote publiek bracht. Maar Hammill heeft nooit bekend gestaan als iemand die commercie hoog in zijn vaandel heeft staan.
Dat neemt niet weg dat het in oktober 1982 voor het eerst op zijn eigen label uitgekomen “Enter K” een krachtige plaat is waarop ‘K’ blijkbaar weer nieuwe energie heeft gekregen door zijn illustere bandmaten. Het is voor Hammill-begrippen ook een redelijk toegankelijke plaat, en we zijn nog niet zo diep in de jaren ’80 dat de studiotechnieken zorgen voor een haast onneembare vesting wat betreft tijdgebondenheid (waar met name “Skin” en “In A Foreign Town” wel last van hebben). Ten slotte sluit de plaat perfect aan bij de toen heersende invloeden van de new wave, en doet deze plaat niet zelden denken aan Talking Heads of de late David Bowie.
Ondanks dat bijvoorbeeld Accidents, de opener Paradox Drive en The Great Experiment ver staan van wat Hammill slechts een vijftal jaar daarvoor deed, zijn de melodieën sterk en de instrumentaties smaakvol. Daarom is het wat raar dat de “The Margin” drie jaar later betrekkelijk weinig van deze plaat in een live-setting omzette (hoewel de later bijgevoegde bonus-cd wel wat meer tracks hiervan telt).
“Enter K” is in het oeuvre van Hammill een plaat die vaak over het hoofd wordt gezien, wat deels te maken heeft met de matige verkrijgbaarheid ten tijde van uitkomen (het contract met Virgin was met “Sitting Targets” uitgediend), maar ook daarna (de cd-uitvoering is altijd slecht verkrijgbaar geweest). Dat is jammer, want het is een plaat om te herontdekken. Toch is “Enter K” ook niet ongemerkt aan de Hammill- en VdGG-fans voorbijgegaan, en wel om drie redenen: The Unconscious Life, Don’t Tell Me en Happy Hour. De eerste twee betreffen ballads die behoren tot de mooiste ballads die Hammill ooit op plaat heeft gezet. Het feit dat VdGG-lid David Jackson op beide tracks saxofoon toevoegt is het neusje van de zalm. Het is niet voor niets dat beide songs nog tot het standaardrepertoire van Hammill live behoren, tot op de dag van vandaag. Happy Hour is een slepende anti-alcohol-song dat nog het meest aansluit bij de muziek van VdGG, door het sterke thema, het interessante thema en het feit dat het nummer wellicht net ietsje te lang doorgaat. Put On The Greasepaint, zingt Hammill hierin, We’re gettin’ ready for happy hour, is wellicht onbedoeld een inspiratiebron geweest voor de maskerades van Marillion-zanger Fish, waar Hammill en zijn K Group mee zou gaan toeren. Tot slot zou ik Seven Wonders willen upgraden naar een reguliere track. Het nummer stond weliswaar niet op de oorspronkelijke lp, en staat bij de cd-uitgave als bonustrack genoteerd, maar het nummer sluit het geweldige “Enter K” op een voortreffelijke manier af.
Markwin Meeuws