Als een kat in een vreemd pakhuis, zo voelt een recensent zich wel eens als hij een cd te bespreken krijgt waar hij eigenlijk geen chocola van kan maken. Dat lot is mij beschoren bij de achttiende (!) soloplaat van Peter Hammill. Kennelijk had hij bij het maken ervan een soortgelijk gevoel, want hij noemde dit werkstuk, als betrof het een variant op de aangehaalde uitdrukking, “In A Foreign Town”. Je hoeft zeker geen muziekkenner te zijn om tot de conclusie te komen dat dit geen meesterwerk is. En dan druk ik me (als leek) nog zwak uit.
Het had zo’n mooi werkstuk kunnen worden, als we naar de teksten kijken. In A Foreign Town is een van Hammill’s meest politiek geëngageerde albums. Hij snijdt thema’s aan als apartheid (Sun City Nightlife), de grote zakenwereld (Sci-Finance Revisited) en wereldpolitiek (Hemlock). Weer andere teksten hebben een persoonlijke lading.
Muzikaal is er echter weinig te genieten. Het geheel maakt een steriele indruk, door het voortdurende gebruik van robotachtig drumwerk en andere synthetische geluiden. De arrangementen zijn tamelijk pover, met veel herhalingen in een soort new wave stijl. Een van Hammill’s grote wapens, zijn stem, lijkt het hier ook af te laten weten. Hij klinkt ongeïnspireerd en vlak. Dat leidt tot heel rijtje nummers die je zelfs je ergste vijand niet cadeau zou doen.
Het klinkt erg jaren ’80, maar dan niet als de neoprog uit die tijd, maar meer in de sfeer van pop en new wave. In de bewerking van een oud Van der Graaf Generator nummer Sci Talking komen de Talking Heads langs, Auto klinkt als King Crimson met het monotone toetsenwerk van Kraftwerk, Undercover heeft trekjes van Duran Duran.
Het pleit voor Hammill dat hij zelf beaamt dat het gebodene op deze schijf (uit 1988) eigenlijk onder de maat is, om er in één adem aan toe te voegen dat dit toch een cruciale verzameling opnames is voor zijn ontwikkeling. Hij experimenteerde bewust naar hartenlust met samples en sequencers en voegde hier af en toe een ‘echte’ elektrische gitaar aan toe. Hij geeft toe dat de broodnodige variatie ontbreekt en het drumwerk niet lekker klinkt. Het geëxperimenteer levert een erg wisselvallig geheel op, dat zeker niet representatief is voor het werk van deze productieve Brit. Een aanrader om via “In A Foreign Town” kennis te nemen van diens werk is het zeer zeker niet.
Kommer en kwel zijn spekkoper. We gaan nochtans op zoek naar lichtpuntjes. Time To Burn heeft niet dat hakketak ritme, maar wordt ingetogen en gedragen gezongen, dat met met een volle orkestratie fraai klinkt.
En er is zowaar nog een hoogtepunt te benoemen. Met subtiel pianospel en verder bijna alleen zang laat Hammill zich in The Play’s The Thing op zijn best horen. Hij lijkt het op een akkoordje te willen gooien met Shakespeare. Dit roept onvermijdelijk de vraag op die de 16e eeuwse woordkunstenaar zo bezig hield: to be or not to be? Het antwoord is wat mij betreft voor wat betreft In A Foreign Town zonneklaar: rather not to be…