Tweehonderd jaar durende zoektochten door parallelle sterrenstelsels (in dit geval Kavhalan) met luchtschepen (in dit geval de Pontha) zijn voor een beetje progliefhebber natuurlijk gesneden koek. Peter Swart, die zijn atmosferische muziek meest laat inspireren door de hersenspinsels van Peter van der Laan, met wie hij al zo’n dertig jaar samenwerkt en met wie het laatste wapenfeit de band Morphosis is, geeft op zijn eigen website al aan dat ze in de jaren ’70 door de symfonische popmuziek beïnvloed zijn en dat er sindsdien eigenlijk weinig veranderd is. Dan kun je als goed recensent natuurlijk niet nog een keer op eigen kracht beweren dat een plaat misschien een tikkeltje gedateerd klinkt.
Een zoektocht over Swarts eigen website wekt verder de indruk dat “Rofloré” diens meest ambitieuze project tot nu toe is. Eerder werk was gebaseerd op schilderijen, verhalen en dromen of was eventueel geschikt voor audiovisuele projecten, maar nu hebben we dan een heuse conceptplaat te pakken. Voor een ambitieuze plaat klinkt “Rofloré” echter opvallend luchtig, een beetje op het vrijblijvende af.
“Rofloré” bestaat uit negen tracks, of 23 zo u wilt, die tezamen ruim veertig minuten muziek opleveren. Deze muziek vormt een samenraapsel van allerlei muzikale ideetjes die inderdaad allemaal in de jaren ’70 geworteld zijn. Akoestische gitaarstukjes vloeien over in spacey toetsenwerk, hier en daar met een mooi accent van baspedalen (of die nou uit een doosje komen of niet…). De muziek is voor een flink deel instrumentaal. Aan het begin houd ik nog even mijn hart vast, zodra er een verteller langskomt, maar deze eist gelukkig geen rol van “War of the Worlds”-achtige proporties op. Wat rest is een aardig soort varietéprog die gedachten oproept aan bijvoorbeeld Eloy, Kayak, Mike Oldfield en Vangelis. Hier een goed werkende spanningsboog, daar toch weer een wat fragmentarisch stuk.
In de (semi-)instrumentale prog, met sf-achtige thema’s, die bovendien leentjebuur speelt bij ambient of new age is het aanbod van klinkklare rotzooi misschien wel groter dan in welk ander deelgebied van ons, toch al behoorlijk door redundantie geplaagde, aller favoriete genre dan ook. Swart laat met “Rofloré” het grootste deel van deze rotzooi met gemak achter zich, maar de notitie van een wat fragmentarische plaat, waarop de themaovergangen nu en dan erg abrupt aandoen, blijft staan. Het onderwerp van het concept komt me ook wat uitgekauwd voor, mais soit, daar ligt misschien iets te veel persoonlijke afkeer aan ten grondslag voor een eerlijk oordeel. Welk eindoordeel kan ik dan wel vellen? In zijn soort is “Rofloré” héél aardig.
Casper Middelkamp