Prog kent vele vormen. Puristen zijn natuurlijk vooral blij als een progband klinkt als een amalgaam van Dream Theater, Pink Floyd, Genesis en Porcupine Tree, maar er is heel veel meer. Zoveel, dat de grens tussen wel of niet prog soms arbitrair lijkt. Is No-man prog? Of de vroege Opeth? Of Blackmore’s Night? Of DeWolff? Kennelijk is het antwoord telkens “ja”, maar op welke grond?
Ik zou het zelf zo leuk vinden als prog vooral betekende: muzikaal avontuur, de gebaande paden verlaten en spelen met vormen en structuren, progressief in de echte betekenis van het woord, vooruitstrevend. In die zin, want zo kom ik er op, is “Push” van het Zweedse Pingvinorkestern absoluut prog. In elke andere zin echter niet.
“Push” is, zoals de oplettende lezer al in de smiezen had, een wat oudere plaat. De reden voor deze late recensie is dat we niet eerder een exemplaar in onze knuisten hadden en de reden dat daar verandering is gekomen is dat de band inmiddels ook een nieuwe single uitgebracht heeft. Singles bespreken we echter niet apart en daarmee is dit een mooie aanleiding om alsnog stil te staan bij “Push”. Want dat is een erg mooi album.
Knappe vent die in een paar woorden een kader weet te schetsen waarmee je de muziek van dit vijftal beschrijft. Het is absoluut theatrale muziek met een mate van melancholie, zoals Vaya Con Dios maakte, maar het is ook circus folk die aan Flairck herinnert, de muziek is ook een beetje arty waardoor ik aan de luchtigere momenten van Isildur’s Bane moet denken. Pingvinorkestern is een veelzijdig clubje met een vibrafonist, een violiste, een zangeres en een stel mannen die niet te beroerd zijn voor een beetje meligheid. Ze kunnen echt álle kanten op, van Pierre Moerlen’s Gong tot Pater Moeskroen. Ga er maar aan staan.
Met al die verschillende genres klinkt het album toch verrassend hecht. Zelfs bij een eigen variant op dixieland vliegt de band niet uit de bocht, maar af en toe wordt het zelfs nog een beetje stevig. De muziek is op te delen in twee subgroepen: de instrumentale stukken die klinken als de soundtrack voor een thriller met alleen maar clowns en de – vaak langere – gezongen stukken die vaker wel dan niet een wat serieuzere inslag hebben. Daarbij is de band gezegend met een fijne zangeres: Johansson mag zich dan niet accentloos uit de Engelse taal redden, ze is wel erg goed. Ook de beide gitaristen zijn klasse; bescheiden als het moet, maar tamelijk briljant als het kan. Eigenlijk is alleen de ritmesectie wat onopvallend, ware het niet dat drummer Dernbrant met zijn vibrafoon en xylofoon de band absoluut naar een hoger niveau tilt. Veel echt drumwerk komt er niet aan te pas, het pinguïn orkest zet drums spaarzaam in.
Dat brengt me terug bij mijn oorspronkelijke vraag: is dit nou prog? Nee natuurlijk, komt geen Mellotron aan te pas, eigenlijk helemaal geen toetsen! Het gaat niet over draken of dwergkoningen, noch is het een spaceopera. Ja natuurlijk, Pingvinorkestern experimenteert zich een slag in de rondte, jongleert met maatsoorten, trekt een volstrekt eigen plan en heeft een uniek geluid. Uiteindelijk maakt het niet zo veel uit. Belangrijker is: het is prachtig! De serieuze stukken zijn erg fraai, het kluchtige werk laat me glimlachen.
Nog even een paar woorden over die single, trouwens: Die is al net zo mooi. Niet dat de band zich in die twee jaar ontwikkeld lijkt te hebben, maar dat is in dit geval maar goed ook. Stora Moerdarbacken is het soort walsje dat je ook altijd onder een film van Fellini hoort: alsof een circus en een gesticht zijn gefuseerd. Tom Waits zonder die hoestende bandschuurmachine. Who Was The Man In The Raincoat is een wat gewoner liedje. Live opgenomen. Een fijne aanvulling, maar niet schokkend. “Push” blijft de betere keus, benieuwd dus naar de volwaardige opvolger.
Erik Groeneweg