Aan mij de schone taak om een recensie te schrijven over “A Momentary Lapse of Reason” van David Gilmour. Pardon, van Pink Floyd.
De meest klassieke line-up van Pink Floyd met Waters, Gilmour, Wright en Mason hield het officieel vol van “More” (1969) t/m “The Wall” (1979). Daarin zaten jaren van vruchtbare samenwerking, maar naarmate het einde vorderde werd het meer en meer een onemanshow. One man? Roger Waters dus. Dat werd voor het eerst duidelijk voelbaar op “The Wall” (tijdens de opnamen waarin Richard Wright halverwege de band met ruzie verliet), terwijl “The Final Cut” echt amper anders dan als Waters-soloplaat gezien kan worden. Toen vond ook Roger Waters dat hij wel klaar was met Pink Floyd en dat was het dan.
David Gilmour had inmiddels twee soloalbums op zijn naam staan en dit zou dan zijn derde kunnen worden. Een rechtszaak in 1986 over de rechten op de naam Pink Floyd tussen enerzijds Roger Waters en anderzijds David Gilmour/Nick Mason werd echter gewonnen door Gilmour/Mason en, wellicht niet geheel blind voor commerciële meerwaarde, werd “A Momentary Lapse of Reason” een album onder de groepsnaam Pink Floyd. Richard Wright fungeerde als fulltime gastmuzikant om later weer in de groep opgenomen te worden.
Aangezien ook David Gilmour wat vervreemd was van de laatste albums onder de Pink Floyd naam, was zijn intentie om een album te maken dat weer het gevoel van de glorierijke albums uit de jaren ’70 zou oproepen. Luisterend naar het eindproduct, springt “Wish You Were Here” wat dat betreft het meest in het oog als vergelijkingsmateriaal. “A Momentary Lapse of Reason” behaalde een behoorlijk commercieel succes, maar hoe geslaagd was de creatie in artistiek opzicht?
Het album begint met het instrumentale Signs Of Life. Levenstekenen zijn blijkbaar roeibootgeluiden. Afijn, het klinkt meteen tamelijk vertrouwd, hoewel het nummer wat moeite heeft de aandacht vast te houden (een kenmerk dat wat mij betreft helaas soms ook wel enigszins vertrouwd is bij Pink Floyd).
De overige nummers van de eerste helft bieden eigenlijk het meeste houvast om iets over het album te zeggen. Learning To Fly en One Slip laten horen dat David Gilmour niet te beroerd was om wat jaren ’80 popinvloeden in de composities te mengen. Eerstgenoemde (compleet met succesvolle videoclip) kan vrij aardig voor popklassieker doorgaan. Met een herkenbare structuur en een aanstekelijk refrein kan het nummer zich aardig meten met de toegankelijker momenten van “The Dark Side Of The Moon” en “Wish You Were Here”, alsmede met de (spaarzame) betere momenten van “The Wall”. One Slip is een ander verhaal. Dit nummer is weliswaar toegankelijk, maar ook erg vérgankelijk. Dogs Of War roept wat herinneringen aan “Animals” op. Nee, niet alleen vanwege die honden, maar ook vanwege de slepende structuur van het nummer. De uitgebreide saxofoonsolo biedt wel een soort nieuw inzicht. Wellicht meer dan enig ander nummer op de plaat verdeelt dit nummer de luisteraars in liefhebbers en haters ervan. Zonder me meteen aan een van beide extremen te willen conformeren, wil ik toch stellen dat dit nummer wel erg in de schaduw staat van enige “Animals”-compositie. Met On The Turning Away wordt de eerste helft dan weer zeer positief afgesloten. Dit is een fraaie (power) ballad, niet ál te pretentieus, sterk qua melodie en met alle ruimte voor zo’n heerlijke, typische David Gilmoursolo.
Daarmee biedt de eerste helft al genoeg materieel voor een voorlopige analyse. Jazeker: David Gilmour is nog steeds in topvorm, als zanger en vooral als gitarist. De talrijke sessiemuzikanten leveren vakmanschap, maar wellicht een wat anonieme bijdrage. Op het snijvlak van pop, rock en de klassieke Pink Floydsound staan er enkele sterke nummers op, maar ook enkele nummers die niet erg uit de verf komen. Inhoudelijk steken de nummers sowieso wat bleekjes af bij de Roger Waters composities uit betere tijden. Daarentegen klinkt de plaat redelijk fris vergeleken bij de laatste twee platen van Pink Floyd mét Roger Waters (maar zonder al te veel samenwerking tussen Waters en de andere bandleden). Blijkbaar konden de diverse succesfactoren van Pink Floyd niet echt zonder elkaar opereren.
Maar goed, dat was de eerste helft alleen nog maar, biedt de tweede helft nog nieuwe inzichten? Wel, als dat al zo is, is mijn enige nieuwe inzicht dat het er niet beter op wordt. De beide A New Machine-passages vormen het type meerdelig tussenstuk dat al eerder op Pink Floydalbums te horen was, maar in feite doen ze weinig anders dan in de weg zitten. Yet Another Movie / Round And Round noch het instrumentale Terminal Frost zijn memorabel te noemen (na vele luisterbeurten kan ik me, zodra de plaat afgelopen is, al niet meer herinneren hoe deze nummers ook alweer klonken). Blijft Sorrow over, een nummer met de duidelijke bedoeling een majestueuze afsluiter te vormen, wederom met memorabele gitaarsolo. Het is een goed nummer (zonder meer het beste van de tweede helft), maar net niet helemaal zo goed als waarschijnlijk de bedoeling was. Ondanks een veelbelovende intro en een sterke opbouw van het liedje an sich, duurt de spanningsopbouw regelmatig net iets te lang, waardoor we af en toe met een lichte anticlimax blijven zitten.
Eindresultaat is een plaat met een aantal goede nummers, maar een geheel dat minder is dan de som der delen: een middelmatige jaren ’80 plaat met een discutabele vermelding van de naam Pink Floyd op de hoes. Er zijn talrijke voorbeelden van jaren ’70 dino’s die een stuk dieper vielen; de plaat is echter geen totale miskleun en heeft zowel de Pink Floyd diehard als de gemiddelde luisteraar best wat te bieden. Anderzijds is het geen plek om een Pink Floydverkenning te beginnen en evenmin een plaat die door de doorgewinterde Floydluisteraar als hoogtepunt aangemerkt zal worden.
Casper Middelkamp