Prog heeft het imago oubollig te zijn. Desondanks zijn er wel degelijk artiesten die deze muziekstijl een frisse spin geven. Of het nou het introduceren van nieuwe invloeden, of het reduceren van arrangementen tot het essentiële is; er zijn vele methoden om symfonische rock van een nieuwe lak verf te voorzien. Zo bewijst Plini in elk geval met deze eigentijdse plaat.
Deze 28-jarige Australische gitarist maakt symfo zonder opsmuk en met een goed oor voor moderne invloeden. Het resultaat is een fantasierijk, jazzy en onderkoeld geluid dat leunt op heldere gitaarklanken. Dit soort instrumentale albums kent weliswaar het gevaar dat ze overkomen als een egoproject, maar dit album ontwijkt deze valkuil op twee manieren. Ten eerste zijn de gitaarpartijen perfect afgepast en wordt bombast ontweken. Ten tweede is goed nagedacht over de interactie tussen de instrumenten. Het arrangement doet zo meer dan het gitaarspel etaleren: op inzichtelijke wijze stuwt het de spanning omhoog. Het album kent hierdoor variatie en persoonlijkheid, waardoor de muziek als een intrigerende instrumentale wolk ongedwongen aan de luisteraar voorbij trekt.
I’ll Tell You Someday wekt in elk geval dergelijk soort ontspannende sfeerbeelden op. Het nummer kent een lenteachtige melodie. Het open arrangement geeft ruimte aan een prettige interactie tussen duwende baspartijen en smachtende gitaartonen. Perfume heeft daarnaast een verrassende combinatie van danceritmes en symfonisch gitaarspel. Deze compositie lijkt de structuur van een vulkaan te hebben; aanvankelijk borrelt het gemoedelijk, maar steeds nadrukkelijker en dreigender wordt bewogen naar een vurige uitbarsting. De spannende climax klinkt vreugdevol. Pan blijkt het heftigste nummer van het album. De blastbeats en lome, gewichtige ritmes doen in elk geval aan metal denken. De saxofoon van John Waugh verzorgt weliswaar een mooi fluweel middenstuk, maar dit wordt al snel bruut door de gitaren afgekapt. Afsluiter The Glass Bead Game heeft tot slot een fragiel en breekbaar begin waarin verlegen harpklanken voorzichtig de synthesizers aanvullen. Een opbeurend ritme maakt zijn opwachting, waarna de gitaar met gusto het stokje van de harp overneemt om een goedzalig, zweverig einde te verzorgen.
Dit soort fruitige arrangementen onderscheiden dit album van zijn voorganger: het ook bepaald niet onverdienstelijke “Handmade Cities”. Deze plaat blijkt zeker minder gruizig. De muziek is meer zweverig en het klankenpallet is gevarieerder. Plini lijkt als artiest meer kansen te nemen, hoewel dit wellicht ten koste gaat van de intensiteit. Desalniettemin mis ik enkele nummers die ambitieuzer van structuur of – evenals Pan – dreigender van klank zijn. Op dit moment luistert het album goed weg, maar verrast het de luisteraar maar zelden.
Niettemin is dit een van de betere instrumentele platen die ik heb mogen recenseren. De frisse, ongedwongen muziek bevat virtuositeit zonder overbodige bombast. Wel ontbeert het album uitschieters waardoor deze plaat wellicht te vrijblijvend is. “Impulse Voices” behoort weliswaar niet tot het jaarlijstmateriaal , maar het scheelt weinig (zeer weinig). Zeker een aanrader!