Een paar weken na de witte dubbel-lp van The Beatles ligt begin december 1968 het langverwachte tweede Procol Harum-album in de winkels. Tenminste, in Engeland. Aan de andere kant van de Atlantische Oceaan ligt “Shine On Brightly” al in september van dat jaar in de schappen. Daar flopt de single Quite Rightly So, maar het album is een groot succes. De opsteker die de groep nodig heeft na de bliksemstart met het eerste album en de twee hitsingles A Whiter Shade Of Pale en Homburg. Ook in Engeland slaat de tweede plaat aan en lift die mee op de experimenteerdrift waarvan Britse bands in dat jaar in de ban zijn. In feite willen ze allemaal hun “Sgt. Pepper’s” maken.
“Shine On Brightly” is de plaat waarmee Procol Harum bewijst dat hij meer in zijn mars heeft en waarmee de band koers zet naar latere albumklassiekers als “A Salty Dog”, “Home” en “Grand Hotel”. Onder leiding van producenten Danny Cordell en Tony Visconti kiezen ze voor een wat minder kolossaal geluid, waarin nog meer ruimte wordt gecreëerd voor Brookers zang en Fishers Hammondorgel. Maar ook het snijdende gitaarwerk van Trower, zoals in het titelnummer te horen is: in feite de derde klassieke single van de band. Let ook op hoe halverwege het geluidsbeeld van links naar rechts verschuift en Brookers zang ook van plek wisselt. Het zijn experimenten die op hun eerste plaat nog ondenkbaar zijn. Van Shine On Brightly wordt al een jaar eerder een Italiaanse versie opgenomen, die een jaar later wordt uitgebracht. Il Tuo Diamante wordt in 2015 overigens toegevoegd aan de prachtig klinkende heruitgave van het album op het Esoteric label.
Opnieuw Trower steelt de show in Skip Softly (My Moonbeams), de joker van de plaat. Een luchtig, grappig liedje met een sfeer die we in de daaropvolgende jaren ook bij Canterbury-bands tegenkomen, maar die ook niet aan onze eigen Robert Jan Stips voorbij is gegaan. Magdalene (My Regal Zonophone) is in feite ook een grapje, maar wel zwaarmoedig en met een flink aangedikte Mellotron. De twee tracks daartussenin grijpen ietwat terug op het basic geluid van het debuut, waarbij vooral gitaar en piano de toon zetten en Brooker soms in het compacte geluid dreigt te verdrinken. Terwijl die haast Wagneriaanse climax in Rambling On al in de richting wijst van de meer orkestrale aanpak die Procol Harum in latere jaren zal kiezen – inclusief een false fade-out die we, als typisch kind van z’n tijd, natuurlijk eerder hebben gehoord in The Beatles’ Strawberry Fields Forever.
Zonder twijfel is de afsluiter van de B-kant het prijsnummer van de plaat. Eén van de eerste epics die zelfs in 1999 door Transatlantic met verve wordt gecoverd – en ook op het podium. In Held Twas In I is de eerste echte serieuze compositie waarmee Procol Harum zijn aspiraties op het gebied van progressieve muziek laat horen. Behoorlijk pretentieus, inclusief balalaika, pastorale koortjes, klavecimbel, kerkklokken en geluidseffecten – en 55 jaar later bij vlagen hopeloos gedateerd. Maar hou je vast aan het rustieke pianospel van Brooker, dat als een fraaie rode draad door al dat spannends doorloopt, te midden van de uitspattingen van Fisher en Trower. Achter de titel zit overigens niets spannends: het is een door tekstschrijver Keith Reid bedacht acrostichon, waarbij ieder eerste woord van een deel van de suite tezamen de titel vormen.
Toegegeven, Procol Harums tweede heeft z’n zwakke momenten en is op geluidstechnisch gebied zeker geen meesterwerk, maar toch is dit wel het album waarmee de groep jaren vooruit kon. Alle ingrediënten zijn immers aanwezig en die worden op daaropvolgende platen op creatieve wijze verder uitgebouwd. En ook dat hoesontwerp van George Underwood – dezelfde man die onder meer de hoezen van Gentle Giants eerste en Bowie’s “Ziggy Stardust” ontwierp – mag natuurlijk niet onvermeld blijven. Een blikvanger van jewelste. Met “Shine On Brightly” zit de groep volledig op het juiste spoor.