
Gary Brooker overleden
22 februari 2022
De verloren vreemdeling…
Dat is de vertaling van de titel van dit tiende Procol Harum-album “The Prodigal Stranger”. Is het een verwijzing naar de terugkeer van gitarist Robin Trower? Zeker is het de comeback, of reünie zo je wilt, na veertien jaar van afwezigheid. En opgedragen aan drummer B.J. Wilson, die het jaar daarvoor (1990) overleed.
De naamsbekendheid van Procol Harum is zover ik weet nooit gemeten, maar moet enorm zijn. Wie kent niet de klassieke hits uit vervlogen jaren, A Whiter Shade Of Pale, Homburg en Conquistador. En met een beetje geluk A Salty Dog en Grand Hotel. Daar houdt het bij de meesten wel op. Zoals vaker bij comebacks en reünies was er ook veel te doen over die van de Britten onder leiding van Gary Brooker. De meningen over het album “The Prodigal Stranger” verschillen dan ook als dag en nacht. Wat heerlijk dat ik daar na ruim 30 jaar mijn bescheiden licht over mag laten schijnen als – ik beken het maar – leek wanneer het aankomt op kennis over deze groep (behalve die vijf nummers dan…).
Het album beleeft geen hosanna start. Figuurlijk gezien dan, want na de slappe opener The Truth Won’t Fade Away volgt Holding On met een gospelachtige twist, inclusief wel erg veel hosanna’s. Met Man With A Mission draait het motortje hoorbaar warm. Gary Brooker heeft het stof hoorbaar van zijn stembanden gezongen in dit stuwende en krachtige nummer. Het is alsof hij Matthew Fisher daarbij helpt om uit zijn slaap te ontwaken.
(You Can’t) Turn Back The Page vind ik een zalig laidback nummer, waarin het bekende Hammondspel van Matthew Fisher weer te horen is. Want laten we elkaar geen mietje noemen, zonder dit magische instrument zou Procol Harum slechts een voetnoot in de muziekgeschiedenis zijn. Daarom is One More Time ook zo’n lekker en meeslepend nummer waarin heel wat gospelachtige samenzang te horen is. Maar ook een fijne, slepende bluesy gitaarsolo van de verloren vreemdeling Robin Trower. Joe Bonamassa moet ongetwijfeld geïnspireerd zijn door deze man. In dat zelfde luie en slepende ritme voltrekt zich eveneens A Dream In Ev’ry Home met ontspannen pianospel van Brooker.
Een mix van funk en rock valt te horen in The Hand That Rocks The Cradle, met als hoogtepunt een solo op Hammond die ik vanzelfsprekend te kort vind. Op de gevoelige en licht emotionele toer gaat het in The King Of Hearts. Waar ik vaak de indruk heb dat Brooker de zang uit zijn tenen moet halen, klinkt het hier comfortabel en niet geforceerd. Een zeer genietbaar nummer waarop Matthew Fisher voortdurend op de achtergrond aanwezig is.
Met ruim vijf minuten is All Our Dreams Are Sold het langste nummer. Hier komt het peper- en zoutstel op tafel dat voor scherpe randjes zorgt. Lekker vuil klinkend en bluesy gitaarspel en een regelmatig schurende Hammond laten mijn hart wat sneller kloppen. Het is duidelijk dat Robin Trower hier net dat beetje extra toevoegt wat ik op dit album te vaak mis. Zoals op het zouteloze Perpetual Motion, wat niet zou misstaan als twijfelachtig hoogtepunt op een fout bruiloftsfeest. Dat in tegenstelling tot de vlotte rocker Learn To Fly. Met dank aan Mark Brzezicki die zijn drumkit hier een stuk gevarieerder aantikt. En wat te denken van de boogie-achtige pianosolo van Brooker zelf. Met dit nummer had het album wat mij betreft mogen eindigen. Ondanks dat Brooker op The Pursuit Of Happiness de naden uit zijn broek zingt, trekt dit nummer deze comeback niet naar het niveau wat we van Procol Harum gewend waren.
De reünie was overigens niet van lange duur. Robin Trower voelde er niets voor om vast deel uit te maken van de groep en werd vervangen door Tim Renwick. Dat de aandacht voor Procol Harum en dit album vrij groot was, is logisch bij een reünie. De jaren die volgden zijn opgetekend in de muzikale geschiedenisboeken. Met de niet onbelangrijke voetnoot dat men nog decennia teerde op die vijf hits van weleer.