Twaalf jaar na “The Prodigal Stranger” verschijnt er weer een nieuw studio-album van Procol Harum, getiteld “The Well’s On Fire”. Het is het laatste album waar Matthew Fisher, de man van het iconische orgelspel in A Whiter Shade Of Pale, op meespeelt. Hij verliet de band een jaar later vanwege een conflict met Gary Brooker over de royalties van dat betreffende nummer.
Het album is opgenomen in de Cosford Mill Studio, eigendom van Queen-drummer Roger Taylor, die we in het poppy Shadow Boxed terughoren in het achtergrondkoortje.
In tegenstelling tot zijn voorganger bevat “The Well’s On Fire” weer een mix van blues-georiënteerde songs en composities met een klassieke twist met daar tussenin een paar verantwoorde pop-rocksongs. Terug naar de roots zogezegd. Al moet gezegd dat de tijd (dertig jaar) de proggy elementen uit de eerste albums heeft doen verbleken.
De bezetting met Mark Brzezicki op drums, Matt Pegg op basgitaar en Geoff Whitehorn op gitaar had de tien jaar voorafgaand aan dit album veel opgetreden en dat is hier te horen. De band klinkt als een geoliede machine.
Ze trappen af met een typische Procol Harum-song: klassieke piano, die Fisher-Hammond, zij het op de achtergrond, in het refrein brandt het gezelschap los, bijtende gitaar en bluesy zang, maar wel met een klassieke twist, heerlijk gitaarwerk. Meteen geeft Whitehorn zijn visitekaartje af en wordt duidelijk waarom deze man zo’n klik heeft met de muziek van Brooker. Voor iemand met een jazzachtergrond weet hij naadloos in deze classic rock omgeving in te voegen. Hij kan prachtig subtiel en ingehouden spelen, maar weet ook wanneer hij uit kan pakken. Hij legt daarbij een prachtige, gepolijste blues-feel aan de dag.
De stem van Brooker klinkt groots, als vanouds, al horen we hier en daar wel wat rafelige randjes.
De heerlijke shuffle A Robe Of Silk blijkt gerecycled restmateriaal uit de “Shine On Brightly”-periode te zijn en dat is niet verwonderlijk met dat klassieke staartje aan het eind van elk couplet. Het nummer lijkt een beetje op She Wandered Through The Garden Fence van het debuutalbum.
De sterke ballad The Blink Of An Eye is een rechtstreekse verwijzing naar 9/11. Keith Reid, de tekstschrijver, woonde destijds in Manhattan.
It was all over in the blink of an eye
thousands of people walking by
a big black bird wooped out of the sky
nobody knew the reason why
We thought we were living on easy street
but they pulled the rug from under our feet
In de blues-rocker The VIP Room bezingt Brooker de vip-room waar hij heen zou willen als de tijd voor hem gekomen is om te gaan, het liefst met een fles champagne in de hand.
In dezelfde categorie, zij het iets ingetogener, in een Robert Cray-achtige stijl, bevindt zich The Question, een compositie van Matthew Fisher.
This World Is Rich is opgedragen aan de Zuid-Afrikaanse activist Stephen Maboe. Een prachtige ballad, met inderdaad wat Afrikaanse percussie-invloeden. Brooker bezingt hier de steeds groter groeiende kloof tussen rijk en arm: “This world is rich, but it is not mine”.
Het klassieke Fellow Travellers is gebaseerd op de aria “Lascia ch’io pianga” van Händel, bewerkt door Fisher. Inclusief een ingetogen gitaarsolo van Whitehorn weet de band deze track tot echte Procol Harum-proporties uit te bouwen.
Tijd voor weer een heerlijke bluesrocker, Wall Street Blues. “We’re only doing this tour and album because all our pension funds collapsed over the last year” was de aankondiging van Brooker voor dit nummer tijdens het Copredy Festival van 2003.
In het ingetogen, fraaie The Emperor’s New Clothes richt Brooker zich met de woorden van Keith Reid tot de politici die zich bekwamen in wollige verklaringen, aangereikt door hun spindoctors. Ook hier weer prachtig subtiel gitaarspel van Whitehorn.
Tegen het eind van het album pakt de band nog een keer flink uit. Om te beginnen met het sterk groovende en catchy So Far Behind, compleet met koortjes en flitsende gitaarsolo. Deze track schijnt te stammen uit de “Procol’s Ninth”-periode, destijds vaker live uitgevoerd. Brooker werd door voormalig toetsenist Chris Copping opnieuw geattendeerd op deze song. Dat leverde hem nog een eervolle vermelding op in het cd-boekje.
Vervolgens de stevige rocker Every Dog Will Have His Day. Dit is eigenlijk een Britse uitdrukking voor dat iedereen vroeg of laat in zijn leven wel zijn geluk vindt. Brooker maakt er ditmaal echter met zijn typische humor een letterlijke interpretatie van, compleet met gehuil. En dat voor een band die naar de naam van een kat is vernoemd.
Het zwaar klassieke slotakkoord heeft veel weg van Repent Walpurgis (debuutalbum) en Grand Finale (“Shine On Brightly”) met het onmiskenbare Procol Harum-orgel, uitgebouwd tot bombastische proporties, compleet met een heerlijke gitaarsolo van Whitehorn.
Met “The Well’s On Fire” lijkt Procol Harum weer terug op zijn oude, vertrouwde nest. En wie wil weten hoe zeer de bandleden met dit materiaal in hun sas waren, moet maar eens naar de live-registratie “Procol Harum Live At The Union Chapel” kijken/luisteren. Het spelplezier spat van het scherm en uit de speakers.