Mocht je in deze donkere dagen, of wanneer je deze recensie ook leest, behoefte hebben aan een ingetogen stukje muziek om even te mediteren, misschien te reflecteren op de afgelopen maanden, kies dan in hemelsnaam iets anders dat dit debuutalbum van Promenade uit Genua. Want mozes kriebel, wat een druk bandje!
Al in de eerste paar maten klinkt het alsof er een fanfare van de trap valt. Misschien zijn die eerste kakofonische seconden voor de grap, maar de rest van het lange openingsnummer klinkt niet heel veel ingetogener. Polka, circusmuziek, bossa nova, jazz, het komt allemaal in een noodtempo voorbij, adembenemend en super virtuoos.
Gelukkig neemt de band bij het begin van het tweede nummer gas terug, anders had ik de veelvuldige beluistering die altijd nodig is om tot een afgewogen oordeel te komen niet overleeft. En mocht ik de indruk gewekt hebben dat Promenade aan Rio doet, dan is dat niet de bedoeling, want al die drukte past prachtig in elkaar, is nergens dissonant of in disharmonie. Het is alleen veel.
Des te verbazingwekkend dat Promenade maar uit vier mannen bestaat. Het klinkt alsof er minstens een elftal aan de gang is. Hier en daar krijgen de mannen wat ondersteuning van toeters en strijkers, maar het leeuwendeel van de muziek maken ze toch echt zelf. Het is schitterende, wat barokke progrock, zonder de gebruikelijke metal invloeden, maar juist met veel akoestische muziek, jazz en klassieke tierelantijnen. Wat dat betreft is de saxofoon van bassist Scarella een onmisbare toevoeging. Soms hoor je een beetje King Crimson in de gitaarpatronen, maar voor het merendeel heeft de band zijn roots mooi verweven tot een eigen geluid. De band staat met beide benen in de jaren ’70, maar ook dat is meer een aanbeveling dan een veroordeling. Je hoort lekker veel jazz zonder dat het gepiel wordt, voor mannen van mijn leeftijd echt een warm bad.
Ik heb altijd een beetje moeite met Italiaanse zangers, vind ze één pot nat. Matteo Barisone heeft zeker alle kenmerken van een Italiaanse zanger, beetje schreeuwerig, beetje schor en enorm Italiaans, maar van hem kan ik het veel beter hebben. Daarbij speelt hij een lekker potje piano, met een nijdige Fender Rhodes solo hier en daar. De andere drie heren zijn ook erg goed, met een hoofdrol voor gitarist Gianluca Barisone (ik denk: familie). Deze sikkemans beheerst de solo’s van Holdsworth en kan tokkelen als Rothery, echt indrukwekkend.
Een element dat zeker ook een rol speelt in de beleving van dit album is de beeldschone verpakking. Dali meets Roger Dean, als je begrijpt wat ik bedoel. Het past naadloos bij de muziek.
Valt er dan helemaal niks te zaniken? Oh, dan ken je mij nog niet! In Roccoco schiet de band een beetje door in eclectische gekkigheid, vooral het middeleeuwse thema is te flauw. Daarnaast, en dat is eigenlijk belangrijker, vind ik het jammer dat het album een beetje muf klinkt. Ik mis nét een randje scherpte in de hogere regionen. Misschien kiest de band daar bewust voor, wie het wil vergelijken draait een plaat van Genesis zoals ze voor het eerst op cd verschenen, dan snap je wat ik bedoel.
Is dat erg? Ben je gek! “Noi Al Dir Di Noi” (Ons om ons te vertellen, maakt Google Translate ervan) is een weergaloze prestatie van een band die zijn muziek tot in de puntjes heeft uitgedacht en met zeer veel zorg heeft ingespeeld. Maar als je iets zoekt om bij uit te rusten, adviseer ik iets van Enya.
Erik Groeneweg