De geschiedenis heeft ons nog niet zo gek lang geleden geleerd, door middel van de uitgave in 2002 van Proto-Kaw’s “Early recordings from Kansas 1971-1973”, dat er voorafgaand aan de overbekende band Kansas er een eerdere bezetting was met als enige overeenkomst gitarist / componist Kerry Livgren. Deze eerste Kansas bleek op een behoorlijk andere leest geschoeid te zijn en liet (voor een band uit hèt plattelandsgedeelte van de Verenigde Staten, het Mid-Westen) verrassende invloeden horen: Van Der Graaf Generator en King Crimson. Een band ook die minder leunde op gespierd gitaarwerk maar waar ruimte was voor saxofoon en toetsen. Maar na twee jaar van ploeteren was de koek op. Een bijzonder geluid mag dan mooi zijn, het bracht ze niet het succes dat men gehoopt had. Ieder ging zijn eigen weg om een tijdje later te zien dat dezelfde Livgren met dezelfde bandnaam, maar een gewijzigde muzikale mengverhouding, wereldsuccessen behaalde.
Nu, dertig jaar na dato, ligt er dan zo maar een schijfje in de winkel met daar op nog meer muziek van die eerste Kansas. Dit keer geen oude opnames maar materiaal dat toen nooit is vastgelegd gecombineerd met een aantal nieuwe stukken. En dit alles met de modernste technieken opgenomen en afgemixed. Het resultaat: een album dat aan de ene kant bij vlagen vertrouwd overkomt en andere kant gelukkig ook nog iets van dat bijzondere vroege geluid van Kansas laat horen.
Het vertrouwde element zit hem in het feit dat er een aantal nummers op dit album staan die gelijk herinneringen aan de gloriedagen van Kansas oproepen (albums als “Leftoverture” en “Point Of Know Return”). Natuurlijk ook niet zo verwonderlijk: het is iets dat deel uitmaakt van Livgrens achtergrond en alles wat hij doet, en zeker op symfonisch gebied, zal door zijn Kansas-verleden gefilterd worden. Is dat erg? Helemaal niet, want het brengt ons een paar sterke stukken op dit album. Het openingsnummer More Worlds Than Known is daar al gelijk een goed voorbeeld van. In tegenstelling tot de oudere opnames van Proto-Kaw heeft de gitaar een grotere rol gekregen. Maar als tegengewicht is het totaalgeluid in dit nummer een stuk meer orkestraal, meer symfonisch dan we gewend zijn bij Kansas. Het middenstuk is echter een sectie zoals we die bij Kansas nooit echt gehoord hebben: oosters getint, korte solo’s van gitaar, toetsen en fluit. Hierna keren we weer terug naar het orkestrale hoofdthema waarna er een statig slotgedeelte komt dat mij een beetje doet denken aan de muziek van de Amerikaanse band Discipline.
Axolotl is een stuk dat ook, afgezien van de aanwezigheid van de fluitpartij, zo van één die klassieke Kansas-albums had kunnen komen. Denk een beetje aan de sfeer van een nummer als The Wall van “Leftoverture” bij dit nummer. Maar toch heb je niet echt het gevoel dat je te maken hebt met een poging tot schaamteloos kopiëren. Lynn Merediths zang is lekker dramatisch zonder dat het volledig over-de-top is en de gitaarsolo aan het eind stuwt het nummer samen met de toetsen op naar een symfonisch hoogtepunt. Heavenly Man zit qua sfeer eigenlijk in dezelfde hoek: het enige verschil is dat hier de saxofoon van John Bolton op een oude King Crimson-achtige manier lekker de gitaarriff zit mee te blazen.
Er vallen ook andere dingen te horen op dit album. Zo staat er een aantal wat kortere, toegankelijkere stukken op zoals bijvoorbeeld The Occasion Of Your Honest Dreaming: een lekker vlot, up-tempo nummer dat door de meerstemmige zang een Eagles-sfeertje heeft. Quantum Leapfrog is een beetje een vreemde eend in de bijt met de lichte latin-groove, speelse percussie en voorzichtig funky solo’s voor synthesizer en saxofoon.
Maar de beste nummers zijn die waar de unieke elementen van Prot-Kaw vermengd worden met het beste van Kansas. Leaven gaat heel mysterieus van start met akoestische gitaar, percussie, fretloze basis en koorklanken waarover Lynn Meredith een tekst declameert. Een Hammond-riff duikt op, die vervolgens door de hele band word overgenomen en zodra het tempo wordt opgevoerd moet ik zowaar ineens denken aan Magellan. Na een kort passage voor toetsen en fluit, laat Meredith horen dat hij na al die jaren nog steeds een beschikt over een schitterende stem. Een stem die, hoewel een stukje hoger, mij qua karakter doet denken aan die van Discipline’s Matthew Parmentier. Wederom komt het Magellan-achtige gedeelte weer terug waarna we terug worden geleid naar het mysterieuze, Oosters sfeertje van het begin, ditmaal vertolkt door de hele band met onder andere een korte, wervelende orgelsolo.
Gloriana is ook al zo’n mooi huwelijk: enerzijds veel ruimte voor het fluitspel van John Bolton maar met als tegengewicht het gezongen gedeelte dat weer dat vertrouwde Kansas-geluid heeft.
Het allerbeste word tot het laatst bewaart: Theophany. Dit bijna twaalf minuten durende stuk mag nu al gerust tot één van de beste stukken van Livgren worden gerekend. Het openingsgedeelte heeft qua sfeer wel wat weg van de bombastische momenten van Emerson, Lake & Palmer’s “Black Moon”-album zonder dat het overigens gelijk plastic klinkt. Daarna komt er een wending en krijgen we een schitterend, klassiek thema voor de kiezen. Livgren’s zangmelodieën zijn altijd erg herkenbaar en ook bepalend voor het Kansas-geluid geweest en ook in dit stuk is er mee gezegend. Maar verderop is er nog ruimte voor een saxsolo, waarna er vervolgens langzaam naar een symfonische climax word toegewerkt met op het hoogtepunt een terugkeer naar dat klassieke thema. Een wonderschone afsluiter van dit album.
Dit album is uiteindelijk niet geworden waar op ik gehoopt had: een moderne voortzetting van dat typische, beetje donkere, manische geluid uit die beginjaren. Gevolg was wel dat ik in eerste instantie een zekere mate van teleurstelling bij mezelf voelde toen ik er voor het eerst naar luisterde. Teleurstelling waar ik na een paar luisterbeurten snel over heen kon stappen, domweg omdat het muzikale vakmanschap van deze heren, en met name Kerry Livgren, indrukwekkend is.
De periode 1971-1973 was voor de heren in kwestie een stukje ‘Onvoltooid Verleden Tijd’, maar gezien de kwaliteit van dit album hoop ik eigenlijk dat het met dit album nog geen ‘Voltooid Verleden Tijd’ is geworden. Dit smaakt naar meer!
Christian Bekhuis