Als recensent bij Progwereld ben ik de laatste jaren wel vaker in aanraking gekomen met platen die je op het eerste gezicht niets zeggen. Platen die je gewoon maar in de cd-speler (of wat je tegenwoordig ook gebruikt om een album af te spelen) steekt op goed geluk. Mocht het eens meevallen, kan je daar plots met een meesterlijke plaat zitten. Dit gevoel had ik toen ik deze promo van Qaudrupède’s “Togoban” voor het eerst ging beluisteren. Zelfs bij de beschrijving van de muziekstijlen was ik nog redelijk onverschillig (post-rock, math rock en noise rock worden ondermeer vermeld in het verkooppraatje). Maar toen ik het album begon te spelen, viel ik als het ware bijna van mijn stoel. Niet omdat het album zo geweldig goed is (dat is het overigens wél), maar omdat ik zelden zo door een album geïntegreerd werd. Dit moest ik dus absoluut bespreken!
Dat bleek dan weer iets eenvoudiger gezegd dan dat het in praktijk bleek om te zetten. Zulk een intrigerende plaat had echt tijd nodig om wat te gisten, om er zelf even van te kunnen bekomen. En eerlijk gezegd twijfel ik nog steeds of ik er wel klaar voor ben om deze tekst neer te schrijven. Maar goed, we zijn er dan toch aan begonnen.
Quadrupède is een Frans duo uit Le Mans dat met deze “Togoban” slechts aan zijn eerste langspeelplaat is toegekomen. Of eigenlijk zou je dit ook hun tweede ep kunnen noemen, want het blijft nog steeds erg kort met eigenlijk maar vier volwaardige nummers. De muziek die het duo speelt op deze twee platen wordt vooral benoemd als math rock. En nu vind ik toch van mezelf dat ik een best grote muziekkenner ben, maar bij math rock zei mijn muziekbrein absoluut niets. Gelukkig is er het internet en meerbepaald Wikipedia dat mij leerde dat het om een soort van uit noise rock ontstane, hectisch, op-riffs gebaseerde post-rock zou gaan. Dat weten we dan ook weer.
Nu had ikzelf bij het beluisteren ook al de link gelegd met post-rock en vooral dan met de legendarische band Slint. Slint, die vaak genoemd worden als basis van het genre post-rock maar waarvan ik ook hier invloeden van heb gehoord. Ook hoor je hier en daar wat invloeden van Japanse zeuhl, die in een band zoals Ruins terugkomen. Niet zo gek overigens als je bedenkt dat Japanse zeuhl sterk verwant is met noise rock waarmee Quadrupède’s muziek dan ook weer verwant is.
Het album zelf begint eerder rustig met zelfs wat engelengezang en wat sferische muziek waar je zelfs even aan Pink Floyd gaat denken. Tot ons duo dan losbarst met knallende gitaren, veelzijdige drums, boeiend toetsenspel. Je vraagt je eigenlijk af of dit effectief slechts een duo is dat je zit te beluisteren want de muziek zit zo vol dat het een wonder is dat ze dit met twee kunnen bolwerken.
Met dissonante, complexe opzwepende ritmes sleuren de mannen van Quadrupède ons verder doorheen “Togoban” zonder zichzelf te verliezen in zinloos grefriemel over over-complexiteit van de songs. Er is zelfs hier een daar wat ruimte voor een ‘spacy’ effect in de muziek. Misschien was Pink Floyd toch wel degelijk een grotere inspiratiebron dan ik eerst dacht? Het past in elk geval enorm bij dit album, want het zorgt er ondermeer voor dat dit een erg afwisselende plaat is geworden en nergens gaat vervelen.
Of “Togoban” nu een geweldige plaat is binnen het genre math rock zou ik absoluut niet kunnen zeggen. Daarvoor ken ik gewoonweg te weinig van deze muziek. Maar wat ik wél kan zeggen is dat dit gewoon een erg goed album tout court is. Wat mij betreft een geweldige aanrader: de avontuurlijke muziekliefhebber zal zich hier zeker in kunnen terugvinden.
Peter Van Haerenborgh