De heren Colin Greenwood, Jonny Greenwood, Ed O’Brien en Phil Selway zullen vast eventjes achter hun oren gekrabd hebben op het ogenblik dat Thom Yorke in de studio aankondigt dat hij op de nieuwe plaat een andere koers wil inslaan. Omdat hij zich geen raad weet met alle loftuitingen van en verplichtingen jegens de fans en critici, belandt hij namelijk door het succes van “OK Computer” in een soort depressie. Met Nirvanas “In Utero” als lichtend voorbeeld wil de zanger dan ook nu een album maken dat ingrijpend met het verleden breekt. Daarom wil hij deze keer een nog grotere rol voor elektronica en dat is voor een band met drie gitaristen best opvallend te noemen. Het is echter volgens hem de enige manier om uit zijn inzinking en daarmee gepaard gaande ‘writer’s block’ te geraken…
Na enige terughoudendheid wordt Yorkes voorgestelde koerswijziging door de anderen aanvaard en dit resulteert in een langdurige periode van onzekerheid en besluiteloosheid, maar ook van wrijving en verdeeldheid. Uiteindelijk mondt deze muzikale zelfbespiegeling in een nieuw album uit waarop zijn afkeer tegen de gejaagdheid en veronpersoonlijking van de moderne maatschappij nog een stapje verder gaat dan op “OK Computer”. Onmiskenbaar een product van zijn tijd, handelt “Kid A” namelijk over enkele kenmerkende postmillennium kwesties zoals het gebruik van technologie, de ordinaire consumptiedrift, de overdaad aan informatie, het gebrek aan eigen identiteit en de steeds groter wordende onderlinge vervreemding.
Op enkele fanforums duiken echter ook andere, vaak buitengewoon fantasievolle analyses van het idee achter “Kid A” op. Een van de meest in het oog springende ontleding is dat de nieuwe plaat over de allereerste menselijke kloon verhaalt, waarbij de tien composities in het teken staan van het leven en de dood van dit namaakmens. Ofschoon Radiohead deze uitleg herhaaldelijk tegenspreekt, wordt de verklaring niettemin bekrachtigd door de speelduur van het album, 49’59”, een cijfercombinatie die volgens de Maya’s hergeboorte betekent.
Dat laatste is feitelijk ook op de band zelf van toepassing. Hoewel het album enkele karakteristieke Radiohead-trekjes bezit, heeft het kwintet zijn geluid min of meer binnenstebuiten gekeerd en dus zichzelf opnieuw uitgevonden. Op zijn vierde langspeler tracht de Engelse band namelijk een soort samensmelting te bewerkstelligen tussen ambient, artrock, avant-garde, elektronica, indierock, intelligent dance music, jazz, krautrock en progressieve rock. Radioheads muzikale wedergeboorte resulteert dan ook in een even opmerkelijke als interessante hybride van Aphex Twin, Autechre, Boards Of Canada, Can, John Coltrane, Miles Davis, Brian Eno, Faust, King Crimson, Charles Mingus, Neu!, The Notwist, Pink Floyd en Talking Heads.
Ofschoon Radiohead beslist niet als eerste een brug tussen rock en elektronica probeert te slaan, is deze plaat wel een van de meest bekende voorbeelden van een dergelijke gewaagde synthese. Niet alleen omdat de band deze stap ten overstaan van de halve muziekwereld durft te nemen, maar ook omdat het voortbrengsel van maandenlang krampachtig puzzelen, wekenlang rondjes draaien en dagenlang verward achter je eigen staart aanlopen bijzonder geslaagd te noemen is. Het is namelijk een zwaarmoedig album, waarop het vijftal met vreemdsoortige klanken, ongemakkelijke ritmes en vrijwel onherkenbaar vervormde elektronische geluiden het kille en afstandelijke relaas in muziek omzet.
Vanwege de experimenten met allerhande elektronica bezit “Kid A” over een enorme diversiteit aan gejaagde geluiden, claustrofobische klanken en psychotische sferen. Radiohead is bepaald niet over een nacht ijs gegaan, want het geknutsel met allerlei computers, samplers en effecten resulteert in een fonkelnieuw geluid, dat meer dan uitstekend de naargeestige, beklemmende sfeer van de plaat weet uit de beelden. Het gemis van traditionele zekerheden als meeslepende melodieën, pakkende refreinen en andere muzikale steunpunten is dan ook illustratief voor de verwarring en wanhoop op het album. Omdat bovendien ook de zangpartijen dikwijls door de elektronische mangel worden gehaald, wordt het gevoel van chaos en radeloosheid nog eens benadrukt.
Bijna tien jaar na datum verschijnt van “Kid A” een zogenaamde ‘special collector’s edition’ op de markt. Deze zit verpakt in een fraai uitgevoerd kartonnen doosje met het album, een bonusschijf, een dvd en twee boekjes. De extra cd bevat vier nummers van een BBC Radio One ‘Evening Session’, uitgezonden op 15 november 2000, zeven nummers van een opnamesessie in Parijs op 28 april 2001 voor Canal+ en twee andere nummers. De speciale verzamelaareditie bevat ook nog een dvd met welgeteld drie nummers van een optreden voor het televisieprogramma ‘Later… With Jools Holland’ op 9 juni 2001.
Het gaat natuurlijk echter bovenal om het hoofdgerecht. Minutieus uitgedacht waarbij vrijwel elke noot tegen het licht is gehouden, is “Kid A” allesbehalve een album die je tegen het einde van een drukke dag ter ontspanning in het cd-laatje stopt om het hoofd even leeg te krijgen. Wat door alle elektronica aanvankelijk een afstandelijk en ijskoud album lijkt te zijn, blijkt namelijk na een paar grondige luistersessies een zeer persoonlijke wanhoopskreet.
In zijn streven om het fantastische, maar loodzware juk van “OK Computer” resoluut van zich af te schudden, breekt de band mogelijk iets te rigoureus met zijn verleden. Met in het achterhoofd het enorme aanzien dat Radiohead overal in de wereld geniet, behoort “Kid A” niettemin tot de meest gewaagde – en daarom meest ontzagwekkende – koerswijzigingen uit de recente muziekgeschiedenis. Dit onnavolgbare, uitdagende experiment is dan ook een regelrechte aanrader voor iedereen die van avontuurlijke muziek houdt. De wat behoudender ingestelde muziekliefhebber verwijs ik graag door naar “Amnesiac”, de opvolger met de wat minder experimentele, meer traditionele overblijfsels uit de opnamesessies van “Kid A”.
Frans Schmidt