Als een op de miljoen mensen je cd koopt, kan je in India de kosten voor het maken van je album al terugverdiend hebben. De progressieve metalformatie Rainburn lijkt met hun strakke tweede langspeler, “Vignettes”, voor meer te gaan. De voorganger, “Insignify” werd door Rolling Stone India bewierookt als een van de beste rockalbums van het jaar. Het genre is niet helemaal mijn straatje, maar ik herken toch vleugjes Haken, een zweempje Rush en een substantiële scheut Metallica. De band zou ook beïnvloed zijn door lokale fusionmuziek, maar zonder het te weten zou de afkomst van Rainburn lastig te raden zijn.
Vers in de cd-speler is het nummer Identity het eerste dat zich aandient met zorgvuldig gedoubleerde, melodische staccato riffs en een dromerig couplet. “Show me my identity”, verhaalt de tekst, de eerste cynische verwijzing naar het hedendaagse klimaat waarin de jeugd opgroeit. Listen Through The Noise focust zich op puzzelige loopjes en patroontjes van de weinig overstuurde gitaren. Toch is het ook een nummer met een bepaalde melancholie. Outrage-seeking Generation Z Brain heeft een wat minder complexe metalstijl met enige stonerelementen. Tekstueel karikaturiseert de band de weinig belovende sensatiecultuur op de sociale media.
Love Probably maakt meteen een frisse indruk met pakkende funky patroontjes, zonder daarbij in te hoeven boeten op het melodische vlak. Het doet me trouwens een beetje denken aan het begin van A Man of Nomadic Traits van Pendragon. Siesta is inderdaad het muzikale middagdutje dat de titel suggereert met zijn cleane gitaar en de daarop meeharmoniserende vertegalm.
Bad Cop-Bad Cop herinnert me aan het feit dat ik wel weer eens een plaat van Voivod kan opzetten. Het schudt je weer klaarwakker. Tekstueel lokt de band hier richting het einde een straatgevecht met het establishment uit – ik ben dan ook maar hun socials gaan volgen om te zien of daar binnenkort gehoor aan wordt gegeven. De zang van Vats Iyengar gaat er spontaan punky van klinken.
Over deze zangerd gesproken. Op elk nummer overschreeuwt hij zich ten minste wel een beetje en overschat hij hoe indrukwekkend de te gepassioneerd ingezette rockzangclichés de muziek ten goede komen. Zo’n vervelende zak van een klasbakproducer met een setje strakke teugels had hem waarschijnlijk naar een ander niveau getild. Verder klinkt de productie overigens erg mooi ruimtevullend én punchy. Ook de niet-overstuurde gitaren en de akoestische instrumenten klinken levendig en natuurlijk.
False Positive is dan het meest Rush-achtig. Ook hier moet de huidige orde van de samenleving het ontgelden, al worden er weinig concrete alternatieven aangedragen. Party People heeft een prima saxofoonsolo en kan met zijn funky riffjes de energie aan het einde van het album aardig fris houden. Woofs, Purrs and Moos sluit de plaat af met dromerige vibes. Hier verzaakt Rainburn echter wel een sterke laatste indruk achter te laten, want het liedje gaat wat al te gemakkelijk aan je voorbij.
Finaal kan Rainburn zich op een hoop punten meten aan de groten binnen hun genre en kunnen fans van de eerder genoemde hier moeilijk een buil aan vallen. Het is op zich al leuk dat we eens wat te horen krijgen uit India, een land dat kennelijk gebukt gaat onder dezelfde alledaagse ergernissen van de digitale tijd. Rainburn is strak, professioneel en heeft een prima sound. Daarnaast is het een genietbaar progpatatje herkenbaarheid.
O wacht, we moeten het nog over de Indische olifant in de kamer hebben. Op de hoes staan weliswaar visuele referenties naar de liedteksten op het album, maar verder lijkt het wel een kleurplaat van een achtjarige die geenszins van plan is om naar zijn ouders te rennen om trots het resultaat te tonen. Normaliter spreekt een recensent nog wat verzoenende woorden uit na zo’n naargeestige constatering, maar ditmaal gebeurt dat niet.