Altijd al benieuwt hoe een combinatie klinkt van Queen, Bon Jovi, Shadow Gallery, Spock’s Beard, een vleugje Frank Zappa en een toefje Roger Waters? Neem dan eens vijftig minuten tijd om dit debuutalbum van Rausch te beluisteren.
Doug Rausch is een jonge zanger/pianist, singer-songwriter en ‘gewoon’ rockartiest die in zijn hunkering naar schrijven van muzikale historie streeft naar (muzikale) perfectie. Op zijn achtste jaar gaf zijn vader hem een blanco enveloppe mee voor zijn pianolerares. In die enveloppe zat een brief waarin palief het maar beter vond dat zijn zoon met de lessen kapte. Het was de eer van kleine Doug te na en vanaf toen stond hij gevoelsmatig en muzikaal al op eigen benen. Met muziek in het algemeen en zijn piano in het bijzonder als grootste drijfveer wist hij zich ook maatschappelijk goed te ontwikkelen getuige zijn op 25-jarige leeftijd behaalde eretitel ‘manager van het jaar’ bij Sony Music.
Zijn muzikale carrière kwam in een stroomversnelling toen hij een telefoontje kreeg van Jordan Rudess om mee te werken aan zijn muzikale toetsenproject Keyfest. Zo rolde Rausch het wereldje in en kreeg hij gelegenheid de juiste contacten aan te boren. Wanneer we naar de bezetting op deze cd kijken blijkt dat hem dat boren goed is afgegaan, getuige de niet geringe muzikanten die we daar tegenkomen. Zo neemt Shadow Gallery’s Gary Wehrkamp alle partijen op gitaar en basgitaar voor zijn rekening en nam hij in zijn kielzog collega Joe Nevolo mee op drums.
Of Rausch met dit album muzikale geschiedenis gaat schrijven waag ik te betwijfelen, maar sprankelend, modern en gevarieerd klinkt het absoluut. Niet in het minst is hij daar zelf voor verantwoordelijk met virtuoos pianospel en gevarieerde zang. Tussendoor fietsen daar de vlotte en herkenbare gitaarsolo’s van Wehrkamp en wordt de boel degelijk bijeengehouden door Nevolo die geen slag te veel en te weinig slaat.
Uitschieters in positieve zin zijn het hitgevoelige en vocaal grappige No Fair, het rockende Bipolar en het van een hemelse gitaarsolo voorziene en (niet alleen vanwege de songtitel) Roger Waters-achtige The Pros & Cons Of Linear. Met een nipte voorsprong steekt Survival Instincts daar bovenuit. De kracht in dit maar ook de andere nummers schuilt vooral in de variatie op de vierkante centimeter. Rausch blijkt in staat om binnen een nummer diverse sfeertekeningen neer te zetten, waarbij hij niet schroomt om brute gitaarakkoorden en klassiek aandoend pianospel te laten afwisselen met ingetogen toetsenspel en akoestische gitaar. Daarnaast manifesteert Rausch zich ook als een begenadigd zanger met een flink bereik.
Van zijn meer rustige zijde laat hij zich horen op het akoestische singer-songwriter nummer Ode To Pain en het slotnummer Slow Suite (Grey?), wat sterk doet denken aan Billy Joel en waarbij hij zichzelf begeleid op piano. Op het moment van schrijven van deze recensie is Doug Rausch druk doende een eigen band te formeren. Het is een signaal dat we zeker meer gaan horen van deze talentvolle muzikant.
Hans Ravensbergen