Nadat The Yardbirds – een legendarische Engelse formatie, die onder meer de gitaristen Eric Clapton, Jeff Beck en Jimmy Page in zijn gelederen kende – uit elkaar zijn gevallen besluiten zanger/gitarist Keith Relf en drummer Jim McCarty speciaal een groep op te richten om wat meer klassiek, folk en rock te mengen. Renaissance was geboren, en hoewel wij de groep kennen van de latere incarnatie met daarin Annie Haslam en Michael Dunford, betreft het hier eigenlijk een totaal andere formatie. Daarom is het begrijpelijk dat de officiële nieuwe site van Renaissance, http://renaissancetouring.com/, de eerste twee platen niet eens in de discografie heeft opgenomen. De semi-officiële fansite Northern Lights belicht deze interessante voetnoot in de progressieve rock wel.
Hoewel er altijd al snobs zullen zijn die zéggen dat ze deze bezetting boven de latere waarderen, liegen ze volgens mij dat het gedrukt staat. Ik durf zelfs te beweren dat als Renaissance later onder een andere naam was verdergegaan, dan hadden zelfs verstokte Eric Clapton-fans nooit van deze groep gehoord.
Laten we er dus geen doekjes om winden. Het debuut van Renaissance bestaat uit vijf stukken, waarvan twee de tien-minutengrens passeren. Dat betekent niet dat die tien minuten ook werkelijk gebruikt worden voor interessante muziek. Eerder worden grappige liedjes – niet bijzonder, maar ook niet slecht – bruut verstoord door exercities op piano, bas en drums die verder werkelijk niets met muziek te maken hebben. Met name Bullet leidt hier ernstig onder. Opener Kings And Queens houdt nog braaf het thema vast waar het om gaat, maar van een knappe improvisatie is in het geheel geen sprake. Bij Bullet heb ik serieus het idee dat bassist Louis Cennamo maar wat speelt. Hetgeen niet interessant is, en eerlijk gezegd ook niet erg goed gespeeld is.
Deze incarnatie van Renaissance is ook bekend geworden vanwege het feit dat Jane Relf erin zingt. Nu, ik hoor haar slechts in het als single uitgebrachte Island – met vlag en wimpel de sterkste compositie van de plaat – waar ze samen met broer Keith zingt. Haar stem staat in geen verhouding tot haar latere opvolgster, en je krijgt het idee dat ze slechts is meegebracht voor de ‘looks’. Ze zingt soms zelfs wat vals.
Samengevat klinkt het illustere debuut van Renaissance als een interessant concept zonder goede ideeën om het te substantiëren. Daarnaast – hoewel ik zelf geen muzikant ben – missen de groepsleden de technische vaardigheden het project te doen laten slagen. Het is geen straf om naar te luisteren, maar het is evenwel terecht dat de bezetting later geheel is gewijzigd.
Markwin Meeuws